Перевод: со всех языков на английский

с английского на все языки

if she cared at all

  • 1 iets

    iets1
    〈 het〉
    ♦voorbeelden:
    1   een mysterieus iets • something mysterious, a mysterious something
         dat is een vervelend iets • that is a nuisance
    ————————
    iets2
    〈 bijwoord〉
    1 a bit/little ⇒ slightly
    ♦voorbeelden:
    1   als zij er iets om gaf • if she cared at all
         we moeten iets vroeger weggaan • we must leave a bit/slightly earlier
    ————————
    iets3
    1 [enig ding] something ⇒ 〈in ontkennende/neutraal vragende zinnen〉 anything
    2 [een ding in meer bepaalde opvatting] something ⇒ 〈in ontkennende/neutraal vragende zinnen〉 anything
    3 [een beetje] something ⇒ a little/bit
    4 [heel wat] something ⇒ quite a bit
    5 [zaak, persoon van betekenis] something ⇒ 〈 persoon ook〉 somebody
    ♦voorbeelden:
    1   wij hebben met kerst voor 't laatst iets van haar gehoord • we last heard from her at Christmas
    2   zijn houding heeft iets brutaals • there is a touch of insolence in his manner
         iets lekkers/moois • something tasty/beautiful
         ze heeft iets met hem • she's got something going with him
         als er iets is dat ik haat • if there's one thing I hate
         daar zit iets in • there's something in/to that
         iets dergelijks • something like that/of the sort
         dat is iets anders • that's something else/different; 〈 figuurlijk〉 that's another/a different matter
         en dan (is er) nog iets • and another thing
         ik hoorde zo iets • I was told as much, I heard something to that effect
         zo iets heb ik nog nooit gezien • I have never seen anything like it
         er is ook nog zo iets als • there is such a thing as
         zo iets doet men niet • that's not done
         ‘Bedoel je X?’ ‘Zo iets, ja’ • ‘Do you mean X?’ ‘Something like that’
         (echt) iets voor jou • 〈het zal je aanstaan; ook schertsend〉 that would suit you, that's (right) up your street; 〈 van jou te verwachten〉 that's just like you
    3   iets van iemand (weg) hebben • be rather like someone
         beter iets dan niets • something is better than nothing
    4   zij kan iets • she's good
    5   dat wil zeker wel iets zeggen • that is saying a good deal

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets

  • 2 als zij er iets om gaf

    als zij er iets om gaf

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > als zij er iets om gaf

  • 3 willen

    1 [tot/als wil hebben, wensen] want ⇒ wish, desire
    2 [lukken] will
    3 [beweren] claim ⇒ say, 〈 met betrekking tot gerucht〉 have
    ♦voorbeelden:
    1   het is (maar) een kwestie van willen • it's (only) a matter of will
         ik wil wel een pilsje • I could do with/I wouldn't mind a beer
         wil je wat pinda's? • would you like some peanuts?
         het toeval/lot wilde dat … • as it happened …, fate decreed that …
         vader wil wel eens wat • dad wants a bit of fun now and then
         ik wil er best voor betalen • I don't mind paying for it
         hij wil je geen kwaad doen • he doesn't mean you any harm
         ik wil er graag heen gaan • I should really/very much like to go, I really/very much want to go
         waar wil zij al dat geld vandaan halen? • where is she planning to get all the money from?
         ik wil het niet hebben • 〈 verbod〉 I won't have/allow it
         je hebt niks te willen • beggars can't be choosers, you're in no position to make demands
         niet willen luisteren • stop one's ears, refuse to listen
         ik wil niets meer met hem te maken hebben • I've done with him, I want nothing more to do with him
         het was erger dan ze wilde toegeven • it was worse than she cared to admit
         ik wil wel toegeven dat … • I'm willing to admit that …
         wou je me vertellen dat …? • do you mean to tell me/to say that …?
         wat wou je me vertellen? • what were you going to tell me?
         ik wou net vertrekken toen … • I was just about/going to leave when …
         zij willen liever weggaan • they prefer to/would rather leave
         hij wil absoluut dokter worden • he is (dead) set on being a doctor
         dat had ik best eens willen zien! • I wouldn't have minded seeing it!
         dat wil ik nog wel eens willen zien! • 〈 letterlijk〉 I'd like to see that!; 〈 ironisch〉 that'll be the day!
         iets niet willen zien/horen/weten • shut one's eyes/ears/mind to something, not want to know
         waar wil hij heen? • 〈 figuurlijk〉 what's he driving at?
         ja, wat wil je? • what else can you expect?
         wat wil je nog meer? • what more do you want?
         wie wil er nog? • who would like some more?
         je hebt het zelf gewild • you've only yourself to blame, you asked for it
         hoe wilt u uw ei? • 〈 ook〉 how do you like your egg?
         niks liever willen • ask for nothing better
         ze heeft het gedaan zonder het zelf te willen • 〈 zonder opzet〉 she did it unintentionally
         als zij gewild had … • if she had chosen …
         wilt u dat ik het raam openzet? • shall I open the window (for you)?
         ik wou dat ik een fiets had • I wish I had a bike
         doe het zoals je wilt • do it (just) as/anyway you like
         (net) zoals je wilt • (just) as you please
         of je wilt of niet • whether you want to or not
         we moesten wel glimlachen, of we wilden of niet • we could not help but smile/help smiling
         ik wil wel • I don't mind, I'm willing/game
         dat zou je wel willen! • wouldn't you just (like it)!
         〈 spreekwoord〉 wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet • do as you would be done by
    2   dat ding wil niet • the thing won't/refuses to go
         de motor wil niet starten • the engine won't start
         dat wil er bij mij niet in • I don't accept/believe that
         als het een beetje wil … • with (a bit of) luck …
    3   zij wil ons gezien hebben • she claims she has seen us/claims to have seen us
         zijn laatste roman wil een manifest zijn tegen het feminisme • his latest novel is intended as an anti-feminist manifesto
    ¶   men wil er niet aan • people are not buying (it), nobody's interested
    II 〈hulpwerkwoord; van modaliteit〉
    1 [zullen] shall, should, will
    2 [met betrekking tot een gebod, verzoek] will, would
    3 [met betrekking tot een mogelijkheid, waarschijnlijkheid] 〈zie voorbeelden 3〉
    ♦voorbeelden:
    1   wil ik je eens wat zeggen? • let me tell you a thing or two
    2   wil je me de melk even (aan)geven? • could/would you pass me the milk please?
         wil je me even helpen? • would you mind helping me?
         wil jij je mond wel eens houden? • will/would you kindly shut up?
         zou je 's willen opbellen? • would you mind ringing?
         zou u zo goed willen zijn onmiddellijk te vertrekken? • would you be so kind as to leave immediately?
    3   honden willen wel eens bijten • dogs are apt to bite
         het moet al erg meevallen, wil zij die baan krijgen • she'll be very lucky to get that job
         hij wil 's avonds nog wel eens thuis zijn • he's quite likely to be in of an evening

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > willen

  • 4 UNDIR

    * * *
    prep. with dat. and acc.
    I. with dat.
    1) under;
    þá brast í sundr jörð undir hesti hans, the earth burst asunder under his horse;
    þungr undir árum, heavy to row;
    þeir leita þeirra ok finna þá undir eyju einni, they seek for them and find them under an island;
    undir þeim hesti var alinn Eiðfaxi, that horse was the sire of E.;
    2) fig. (undir þeim biskupi eru ellifu hundruð kirkna);
    eiga undir sér, to have under one, in one’s power;
    eiga fé undir e-m, to have money in his hands, deposited with him;
    3) under, depending on;
    orlög vár eru eigi undir orðum þínum, our fate does not depend on thy words;
    hann á vin undir hverjum manni, he has a friend in every man;
    4) ellipt. or adverbial usages;
    vóru þau (Njáll ok Bergþóra) úbrunnin undir, they were unburned underneath;
    meðan töður manna eru undir, whilst the hay is lying (mown, but not got in);
    ef þér þœtti nökkut undir um mik, if thou hast cared at all for me;
    sól (dagr) er undir, the sun (day) is down, under the horizon;
    væri oss mikit undir, at vér fengim liðsinni hans, it were worth much to us to get his help;
    II. with acc.
    1) under, underneath, denoting motion (var settr undir hann stóll);
    2) of time;
    hrökk undir miðdegi, it drew close to midday;
    3) fig. leggja undir sik, to lay under oneself, to subjugate;
    þjóna undir e-n, to serve under one;
    þessa laxveiði gaf hann undir kirkjuna, he made it over to the church;
    bera fé undir e-n, to bribe one;
    leggja virðing konungs undir vápn mín, to let it depend on my weapons;
    ef undir oss skal koma kjörit, if the choice is to be left with us;
    Hjört þótti mér þeir hafa undir, H. me thought they got under;
    ef kona tekr mann undir bónda sinn, if she be untrue to her husband;
    bjóða fé í leigu undir sik, to offer to pay money for one’s passage.
    * * *
    prep. with dat. and acc.; an older monosyllabic und is often used in poets, Ls. 44, Hdl. 11, Þkv. 16, Hm. 58; und valkesti, und árum, Lex. Poët.; und hánum, Haustl.: unt = und, Akv. 26 (Bugge): [Ulf. undar; A. S., Engl., and Dan. under; O. H. G. untar; Germ. unter]:—under, underneath, below.
    A. With dat., undir hesti hans, Nj. 158; tréit u. honum, underneath him, 202; mána vegr und hánum, Haustl.; skipit undir þeim, Háv. 42, Ld. 78; troða undir fótum, Fms. ii. 172; bera undir hendi sér, Eg. 237, Nj. 200; sverðit brotnaði undir hjaltinu, 43; sitja undir borðum, 68; róa undir seglum, Fms. viii. 131; skip þungt undir árum, heavy to row. Eg. 354; undir túngarði, Ld. 138; u. veggnum, Háv. 49; u. haugnum, Eb. 94; u. heiðinni, Eg. 277; fjöll undir jöklum, Fb. i. 540; liggja undir nesi einu, Nj. 43; undir garðinum, Njarð. 374; und kvernum, Ls. 44: und Miðgarði, Hdl. 11; undir Þríhyrningi, Nj. 89, 114; undir Hrauni, Eb. 52; undir Felli, Nj. 16, of places seated under a fell, Landn. passim.
    2. hvárt þat fé hefði undir því kvikendi alizt, of a dam, Grág. ii. 312; undir þeim var alinn Freyfaxi, she ( the mare) was the dam of F., Landn. 195.
    II. metaph. usages; alla sem undir honum eru, Sks. 677 B; u. þeim biskupi eru ellifu hundrað kirkna, Rb. 332; búa u. e-m, Fms. i. 107; undir hendi, höndum e-m, hönd (B.I. fine); eiga undir sér, to have under one, in one’s power, Fms. iv. 271, Ld. 250, Vígl. 33, Sturl. i. 20; see eiga (A. IV. 2): eiga fé undir e-m, to have money in his hands, deposited with him, Nj. 101; taka tíu hundruð u. Eiríki bónda, ten hundred in E.’s keeping, Dipl. ii. 6; tvau hundruð u. sonum herra Stepháns, i. 11; þeim manni er féit er undir, Grág. i. 184; er und einum mér öll hodd Hniflunga, Akv. 26.
    2. under, depending on; svá var ávísat sem u. væri bani ykkar beggja, Am. 12; örlög vár eru eigi u. orðum þínum, Karl. 339; hans líf stendr þar u., Stj. 219; undir því væri, at ek hefða góð málalok, Nj. 47; hvárt þykkir þer u. því sem mest, 263; mikit þótti spökum mönnum undir, at …, Ld. 38; undir þínum þokka þykkir mér mest af þínum frændum, I am most concerned for what thou thinkest, Lv. 72.
    3. undir vitni e-s, 623. 15; u. handlagi e-s, Dipl. i. 11; hann á vin undir hverjum manni, he has a friend in every man, Fas. i. 290; jafnan er munr undir manns liði (= í manns liði), a man’s help is something, Bs. i; þó at smátt sé und einum, though one man (more or less) makes little difference, Hallfred; um þá gripi er görsemar eru undir, things of value, Gísl. 80; lítil eru tiðendi u. förum mínum, Fms. xi. 118; fela ván sína alla u. Guði, 686 B. 2; eiga traust u. e-m, Fms. i. 261; undir trausti, skjóli, hlífð … e-s, 623. 15; u. griðum, Grág. ii. 194; segja hvat honum er undir fréttinni, Grág. (Kb.) i. 51; mjök var undir heimboði við þik, at vér vildim, Ld. 236; hvat undir mun búa bæn þessi, Eg. 764; þat bjó mest undir ferð Áka, at …, Fms. xi. 45; jarl spyrr hvat undir kveðju sé, Fas. iii. 567.
    III. ellipt. or adverbial usages; vóru þau úbrunnin undir, underneath, Nj. 208; mér þótti hann vera í rauðum hosum undir, 214; var þar undir niðri skógr, Eg. 580; meðan töður manna eru undir, whilst the hay is down, of hay mown, but not got in, Nj. 192; hart mun þykkja u. at búa, 90.
    2. at þat sé eigi verr undir, enn vara, of not less value, substance, K. Þ. K. 172; ef mér þætti nökkut u. um mik, if I thought it mattered aught, Nj. 19; þykki mér mikit u., at …, does it matter much to thee? 65; hverjum manni muni þykkja nokkut undir, at …, Sturl. i. 176.
    B. With acc., under, underneath, Lat. sub, denoting motion; var settr undir hann stóll, Nj. 269; koma fótum undir sik, 202; fara undir skipit, Njarð. 376; kominn undir jarðar-menit, Ld. 60; renna u. hendr e-m, Háv. 41; þeim tók undir hendr, Ld. 38; kom u. kverk öxinni, Nj. 84; láta u. belti sér, 168; setjask u. borð, 176; heimtask út u. akkerin, Fms. ix. 44; stýra u. veðr, … beita undir veðr, Fb. i. 540; leggja út u. Eyjar, Nj. 125; riða austr u. Eyjafjöll, 216; sigla suðr u. England, Hkr. i. 129; leggjask niðr u. hauginn, Eb. 94; ganga u. hamar-skúta nökkurn, Nj. 264; hleypa heim undir Þríhyrning, 105.
    2. of time; hrökk undir miðdegi, it drew close to midday, Fas. i. 506; cp. the mod. phrase, það er komið undir dagmál, hádegi, … náttmál, of time, close to, hard upon.
    II. metaph. usages; gefa hann undir vápn yður, Njarð. 354; leggja virðing konungs undir vápn mín, to let it depend on, Fms. x. 199; jarl hverr skyldi hafa und sik þrjá hersa (= undir sér), 182; Hjört þótti mér þeir hafa undir, they had him under, had him on the ground, Nj. 95; leggja undir sik, to lay under oneself, subjugate, Fms. i. 3; skattgilda undir sik. Eg. 402; ganga undir e-n, to submit to, Fms. i. 37, 156, Ld. 166; játtask undir e-t, Fms. ix. 227; taka vel … u. e-t, Ld. 150; þjóna u. e-n, to serve under, Fms. x. 23; draga u. sik, Eg. 61; arf berr undir e-n, devolves upon, Grág. i. 179; þessa laxveiði gaf hann undir kirkjuna, he made it over to the church, Fms. i. 272; Sámsey er undir biskup, is under a bishop, xi. 230; þær eignir liggja undir þá ætt, vi. 432; leita ráðs u. e-n, xi. 80, MS. 686 B. 13; vikja máli u. e-n, Nj. 77; skírskota u. e-n, Ó. H. 86, Eg. 352, N. G. L. i. 348; bera fé u. e-n, to bribe, Ld. 114. Fms. v. 187; játa sik undir at gjalda, to engage oneself, Dipl. ii. 2; leggja e-t undir þegnskap sinn, upon one’s honour, Grág. (Kb.) i. 48; þá mælti Einarr svá undir málit, interrupt it, Sturl. i. 66 C.
    2. special phrases; ef kona tekr mann undir bónda sinn, if she be untrue to her husband, N. G. L. i. 351, H. E. i. 236; því fylgðu engir mann-lestir, þvíat ek tók engan mann undir Gísla, I was true to G., Gísl. 15; land styrkvara undir bú, at heyföngum, stronger in the way of household, yielding more crops, Sturl. iii. 271; bjóða fé í leigu u. sik, to offer money for a passage, Nj. 128; taka penning veginn u. blóðlát, for letting blood, Rétt. 2. 10; taka eyri u. hvert lispund, id.; líða undir lok, to come to-an end, Nj. 156.
    III. ellipt., sól er undir, the sun is under, Grág. i. 104; dagr er undir, Fb. iii. 384; slá u. sem mest má þessa viku, to mow as much as possible this week, so as to prepare for drying it the next, Eb. 150; standa undir með e-m, to back, Sturl. i. 20.

    Íslensk-ensk orðabók > UNDIR

  • 5 reconocer

    v.
    1 to recognize.
    no te reconocía I didn´t recognize you
    el buen vino se reconoce por el color you can tell a good wine by its color
    Ella reconoce a su hermano She recognizes her brother.
    2 to admit.
    reconozco que estaba equivocada I accept o admit that I was mistaken
    hay que reconocer que lo hace muy bien you have to admit that she's very good at it
    3 to examine.
    El doctor reconoce al paciente The doctor examines the patient.
    4 to survey (terreno).
    5 to recognize (law) (hijo, derecho, partido).
    6 to acknowledge, to recognize, to accept, to confess.
    Ella reconoce su fracaso She acknowledges her failure.
    7 to acknowledge to.
    Ella reconoce haber firmado She acknowledges to having signed.
    8 to give recognition to.
    * * *
    Conjugation model [ CONOCER], like link=conocer conocer
    1 (gen) to recognize
    2 (examinar) to examine
    3 (agradecer) to be grateful for
    4 (admitir) to recognize, admit
    5 (afrontar) to face
    6 MILITAR (terreno) to reconnoitre (US reconnoiter)
    7 MEDICINA (paciente) to examine
    1 to recognize each other
    2 (admitirse) to admit
    * * *
    verb
    * * *
    1. VT
    1) (=conocer) to recognize

    le reconocí por la voz — I knew o recognized him by his voice

    2) (=identificar) to identify
    3) (=considerar) [+ gobierno, hijo] to recognize
    4) (=admitir) to admit

    reconócelo, ha sido culpa tuya — admit it, it was your fault

    5) (=agradecer) [+ servicio] to be grateful for
    6) (Med) [+ paciente] to examine
    7) [+ terreno] to survey; (Mil) to reconnoitre, spy out
    8) (=registrar) to search
    2.
    See:
    * * *
    1.
    verbo transitivo
    1)
    a) <hecho/error> to admit

    hay que reconocer que... — you can't deny that..., you have to admit that...

    b) <hijo/gobierno/derecho> to recognize
    2) ( identificar) <persona/letra/voz> to recognize
    3)
    a) <paciente/enfermo> to examine
    b) < terreno> to reconnoiter*
    2.
    reconocerse v pron ( confesarse) (+ compl)
    * * *
    = accredit, acknowledge, credit, give + credit, recognise [recognize, -USA], pick up.
    Ex. This is a report of a survey of off-campus/extension courses in graduates library education programs accredited by the American Library Association.
    Ex. In acknowledging these principles, Sears' is consistent with traditional ideas on the construction of alphabetical subject catalogues.
    Ex. While he cannot be credited with shaping the library in terms of selecting the book stock, he maintained and cared for it diligently for many years.
    Ex. The inventory needs to be revised, the salesman needs to be given credit for the sale, the general accounts need an entry, and, most important, the customer needs to be charged.
    Ex. AACR2 recognised that a cataloguing code of the 1980s must treat all media as equal.
    Ex. The most successful are based on computational morphosyntax which will pick up inflexional forms of stems.
    ----
    * haber + que reconocer que = have to hand it to + Nombre.
    * merecer que se reconozca la labor realizada = deserve + credit.
    * reconocer el mérito de Alguien = get + Posesivo + due(s).
    * reconocerse = come to be + Participio Pasado.
    * ser un hecho ampliamente reconocido = it + be + widely recognised.
    * sin reconocer = unrecognised [unrecognized, -USA].
    * * *
    1.
    verbo transitivo
    1)
    a) <hecho/error> to admit

    hay que reconocer que... — you can't deny that..., you have to admit that...

    b) <hijo/gobierno/derecho> to recognize
    2) ( identificar) <persona/letra/voz> to recognize
    3)
    a) <paciente/enfermo> to examine
    b) < terreno> to reconnoiter*
    2.
    reconocerse v pron ( confesarse) (+ compl)
    * * *
    = accredit, acknowledge, credit, give + credit, recognise [recognize, -USA], pick up.

    Ex: This is a report of a survey of off-campus/extension courses in graduates library education programs accredited by the American Library Association.

    Ex: In acknowledging these principles, Sears' is consistent with traditional ideas on the construction of alphabetical subject catalogues.
    Ex: While he cannot be credited with shaping the library in terms of selecting the book stock, he maintained and cared for it diligently for many years.
    Ex: The inventory needs to be revised, the salesman needs to be given credit for the sale, the general accounts need an entry, and, most important, the customer needs to be charged.
    Ex: AACR2 recognised that a cataloguing code of the 1980s must treat all media as equal.
    Ex: The most successful are based on computational morphosyntax which will pick up inflexional forms of stems.
    * haber + que reconocer que = have to hand it to + Nombre.
    * merecer que se reconozca la labor realizada = deserve + credit.
    * reconocer el mérito de Alguien = get + Posesivo + due(s).
    * reconocerse = come to be + Participio Pasado.
    * ser un hecho ampliamente reconocido = it + be + widely recognised.
    * sin reconocer = unrecognised [unrecognized, -USA].

    * * *
    reconocer [E3 ]
    vt
    A
    1 (admitir, aceptar) ‹hecho/error› to admit
    reconozco que llevas razón I admit that you're right
    hay que reconocer que canta bien you can't deny that he sings well, you have to admit that he sings well
    reconoció que existían grandes diferencias he acknowledged that there were major differences
    2 (legalmente) ‹hijo/gobierno/sindicato› to recognize; ‹derecho› to recognize, acknowledge
    los derechos que te reconoce la ley the rights which are legally yours o which are yours by law
    derechos reconocidos en la Constitución rights recognized o enshrined in the Constitution
    B (identificar) ‹persona› to recognize; ‹letra› to recognize
    perdona, no te había reconocido I'm sorry, I didn't recognize you
    no le reconocí la voz I didn't recognize her voice
    lo reconocería de entre un millón I'd recognize him anywhere
    los machos se reconocen por sus plumas de colores you can tell o recognize the males by their colorful plumage
    C
    1 ‹paciente/enfermo› to examine
    será reconocido a fondo por el médico he will undergo a thorough medical examination
    2 ‹terreno› to reconnoiter*
    (confesarse) (+ compl):
    se reconoció culpable he admitted that he was guilty, he acknowledged o recognized his guilt
    * * *

     

    reconocer ( conjugate reconocer) verbo transitivo
    1
    a) ‹hecho/error› to admit;

    ‹verdad/autoridad› to acknowledge
    b) ‹hijo/gobierno/derecho› to recognize

    2 ( identificar) ‹persona/letra/voz› to recognize
    3 ‹ terreno› to reconnoiter( conjugate reconnoiter)
    reconocer verbo transitivo
    1 (una cara, una voz, etc) to recognize: le reconocí por el modo de andar, I recgnized him because of the way he walks
    2 (un error, etc) to admit: no quiere reconocer que oye mal, she doesn't want to admit that she's poor of hearing ➣ Ver nota en admit 3 (a un paciente) to examine
    4 (un territorio) to reconnoitre
    5 (un estado, un derecho, a un hijo) to recognize
    ' reconocer' also found in these entries:
    Spanish:
    camilla
    - confesar
    - conocer
    - desconocer
    - distinguir
    - tacto
    - acusar
    - admitir
    - conceder
    English:
    accept
    - acknowledge
    - admit
    - appreciate
    - bow
    - concede
    - face
    - face up to
    - know
    - pick out
    - place
    - recognize
    - reconnoiter
    - reconnoitre
    - repudiate
    - scout
    - spot
    - admittedly
    - agree
    - denial
    - disown
    - do
    - due
    - grant
    - must
    - own
    - pick
    - survey
    * * *
    ♦ vt
    1. [identificar] to recognize;
    con esa barba no te reconocía I didn't recognize you with that beard;
    reconocí su voz I recognized her voice;
    el buen vino se reconoce por el color you can tell a good wine by its colour
    2. [admitir] to admit;
    reconozco que estaba equivocada I accept o admit that I was mistaken;
    hay que reconocer que lo hace muy bien you have to admit that she's very good at it;
    por fin le reconocieron sus méritos they finally recognized her worth;
    lo reconocieron como el mejor atleta del siglo he was acknowledged as the greatest athlete of the century
    3. [examinar] to examine;
    el doctor la reconocerá enseguida the doctor will see you in a moment
    4. [inspeccionar] to survey;
    Mil to reconnoitre
    5. [agradecer] to acknowledge;
    reconocieron su trabajo con un ascenso they acknowledged his work o showed their appreciation of his work by promoting him;
    reconoció su esfuerzo con un regalo he gave her a present in recognition of all her hard work
    6. Der [hijo] to recognize;
    [firma] to authenticate; [sindicato, partido, derecho] to recognize;
    no reconoce la autoridad del rey he doesn't recognize o acknowledge the king's authority
    * * *
    v/t
    1 recognize
    2 error admit, acknowledge
    3 área reconnoiter, Br
    reconnoitre
    4 MED examine
    * * *
    reconocer {18} vt
    1) : to recognize
    2) : to admit
    3) : to examine
    * * *
    1. (identificar) to recognize
    2. (admitir) to admit

    Spanish-English dictionary > reconocer

  • 6 poner el grito en el cielo

    figurado to hit the ceiling, hit the roof
    ————————
    to hit the ceiling
    * * *
    * * *
    (v.) = be (all) up in arms, kick up + a stink, kick up + a fuss, blow + Posesivo + top, make + a row, make + a ruckus, kick up + a row, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack, scream + blue murder, froth at + the mouth, shout + blue murder
    Ex. And everyone who reads, writes, sings, does research, or teaches should be up in arms but the real question is why so few people are complaining.
    Ex. Encouraging an interest in maths among grown-ups is fine and dandy, but kicking up a stink about the lack of maths teachers is far more important.
    Ex. If the cafe say it's butter and it's marge they could be in trouble if anyone cared to kick up a fuss.
    Ex. Yoga is better for people who are always blowing their top and who are therefore prone to high blood pressure.
    Ex. Some people have a neurotic, exaggerated sense of self-importance and will nitpick and make a row over just everything in every shop or restaurant.
    Ex. At most summer camps, children shriek, laugh and generally make a ruckus.
    Ex. The environmentalists have now kicked up a row over the cutting of trees along the Palace Road charging that the work was illegal.
    Ex. Of course her initial reaction was to blow her lid, but she didn't -- instead she took the high road and simply just left.
    Ex. She really blew her stack as she stomped out of the sales manager's office talking to herself.
    Ex. She hates water for some reason, and whenever we go to put her togs on, she screams blue murder, and it is a 15 minute struggle to get her togs on.
    Ex. This luxurious hotel was not a likely setting for union leaders to froth at the mouth over government cutbacks.
    Ex. There are more religously motivated killings in America than what you have in Nigeria and yet nobody is shouting blue murder.
    * * *
    (v.) = be (all) up in arms, kick up + a stink, kick up + a fuss, blow + Posesivo + top, make + a row, make + a ruckus, kick up + a row, blow + Posesivo + lid, blow + Posesivo + stack, scream + blue murder, froth at + the mouth, shout + blue murder

    Ex: And everyone who reads, writes, sings, does research, or teaches should be up in arms but the real question is why so few people are complaining.

    Ex: Encouraging an interest in maths among grown-ups is fine and dandy, but kicking up a stink about the lack of maths teachers is far more important.
    Ex: If the cafe say it's butter and it's marge they could be in trouble if anyone cared to kick up a fuss.
    Ex: Yoga is better for people who are always blowing their top and who are therefore prone to high blood pressure.
    Ex: Some people have a neurotic, exaggerated sense of self-importance and will nitpick and make a row over just everything in every shop or restaurant.
    Ex: At most summer camps, children shriek, laugh and generally make a ruckus.
    Ex: The environmentalists have now kicked up a row over the cutting of trees along the Palace Road charging that the work was illegal.
    Ex: Of course her initial reaction was to blow her lid, but she didn't -- instead she took the high road and simply just left.
    Ex: She really blew her stack as she stomped out of the sales manager's office talking to herself.
    Ex: She hates water for some reason, and whenever we go to put her togs on, she screams blue murder, and it is a 15 minute struggle to get her togs on.
    Ex: This luxurious hotel was not a likely setting for union leaders to froth at the mouth over government cutbacks.
    Ex: There are more religously motivated killings in America than what you have in Nigeria and yet nobody is shouting blue murder.

    Spanish-English dictionary > poner el grito en el cielo

  • 7 cruel

    adj.
    cruel.
    * * *
    1 (persona) cruel (con/para, to)
    2 (clima) harsh, severe
    * * *
    adj.
    * * *
    ADJ cruel
    * * *
    adjetivo cruel

    la venganza será cruel — (hum) just you wait! (I'll get you!) (colloq)

    * * *
    = brutal, cruel, perverse, unkind, callous, cold-blooded, merciless, brutish, ferocious, heartless, cutthroat.
    Nota: Adjetivo.
    Ex. Few, if any of us, want to be involved in murder, but the brutal act of one person killing another, the motives for doing so, the personal and social consequences, all hold our attention, as newspaper editors well know and exploit = Pocos, si existe alguien, desea verse implicado en un asesinato, pero el acto brutal de una persona asesinando a otra, los motivos para hacerlo, las consecuencias personales y sociales, todo capta nuestra atención, como bien saben y explotan los directores de periódicos.
    Ex. With cruel suddenness she was being called upon to cover up for him.
    Ex. The demand for business information, in relation to its price, is rather perverse in that high price often generates a high demand.
    Ex. The enumeration at 940.5316: Children and other noncombatants; Pacifists; Enemy sympathizers seems a little unkind, if nothing else.
    Ex. Not all large publishing companies are conducted in a callous and philistine manner, motivated solely by profit.
    Ex. He was a cold-blooded killer, cardsharp, gambler and a consumptive who also ran several confidence scams.
    Ex. The author discusses art critic Harry Quilter, usually remembered today as 'Arry,' the butt of merciless lampooning by J.M. Whistler.
    Ex. In his most famous work, the Leviathan, Hobbes famously argued that life in the state of nature is 'solitary, poor, nasty, brutish, and short'.
    Ex. One by one, he wiped the floor with opponents who had spoken in the debate -- with a ferocious blend of rant, rhetoric and rumbustious counterattack.
    Ex. However, I knew there was a problem when I actually cared more about the relationship between the secondary characters of Josh McCool, heartless flunky of Warren's, and Mia.
    Ex. As the saying goes, 'Be as innocent as a lamb, and as wily as a fox' -- shrewdness is a valuable attribute in this cutthroat world.
    ----
    * volverse cruel = become + vicious.
    * * *
    adjetivo cruel

    la venganza será cruel — (hum) just you wait! (I'll get you!) (colloq)

    * * *
    = brutal, cruel, perverse, unkind, callous, cold-blooded, merciless, brutish, ferocious, heartless, cutthroat.
    Nota: Adjetivo.

    Ex: Few, if any of us, want to be involved in murder, but the brutal act of one person killing another, the motives for doing so, the personal and social consequences, all hold our attention, as newspaper editors well know and exploit = Pocos, si existe alguien, desea verse implicado en un asesinato, pero el acto brutal de una persona asesinando a otra, los motivos para hacerlo, las consecuencias personales y sociales, todo capta nuestra atención, como bien saben y explotan los directores de periódicos.

    Ex: With cruel suddenness she was being called upon to cover up for him.
    Ex: The demand for business information, in relation to its price, is rather perverse in that high price often generates a high demand.
    Ex: The enumeration at 940.5316: Children and other noncombatants; Pacifists; Enemy sympathizers seems a little unkind, if nothing else.
    Ex: Not all large publishing companies are conducted in a callous and philistine manner, motivated solely by profit.
    Ex: He was a cold-blooded killer, cardsharp, gambler and a consumptive who also ran several confidence scams.
    Ex: The author discusses art critic Harry Quilter, usually remembered today as 'Arry,' the butt of merciless lampooning by J.M. Whistler.
    Ex: In his most famous work, the Leviathan, Hobbes famously argued that life in the state of nature is 'solitary, poor, nasty, brutish, and short'.
    Ex: One by one, he wiped the floor with opponents who had spoken in the debate -- with a ferocious blend of rant, rhetoric and rumbustious counterattack.
    Ex: However, I knew there was a problem when I actually cared more about the relationship between the secondary characters of Josh McCool, heartless flunky of Warren's, and Mia.
    Ex: As the saying goes, 'Be as innocent as a lamb, and as wily as a fox' -- shrewdness is a valuable attribute in this cutthroat world.
    * volverse cruel = become + vicious.

    * * *
    cruel
    aquello fue una jugada cruel del destino that was a cruel twist of fate
    fueron muy crueles con él they were very cruel to him
    la venganza será cruel ( hum); just you wait! (I'll get you!) ( colloq)
    * * *

    cruel adjetivo
    cruel;

    cruel adjetivo cruel

    ' cruel' also found in these entries:
    Spanish:
    bárbara
    - bárbaro
    - cebarse
    - desalmada
    - desalmado
    - draconiana
    - draconiano
    - mirada
    - salvaje
    - sañosa
    - sañoso
    - sañuda
    - sañudo
    - truculenta
    - truculento
    - verduga
    - verdugo
    - crueldad
    - inhumano
    - sanguinario
    English:
    brutal
    - callous
    - cheap
    - cruel
    - cutthroat
    - hard
    - heartless
    - inhuman
    - savage
    - unkind
    - vicious
    - blood
    - cold
    - fiend
    - inhumane
    - inhumanity
    - outrage
    * * *
    cruel adj
    1. [persona, acción] cruel;
    fuiste muy cruel con ella you were very cruel to her
    2. [dolor] excruciating, terrible
    3. [clima] harsh
    4. [duda] terrible
    * * *
    adj cruel
    * * *
    cruel adj
    : cruel
    ♦ cruelmente adv
    * * *
    cruel adj cruel

    Spanish-English dictionary > cruel

  • 8 cuidado

    intj.
    1 look out, be careful, beware, watch it.
    2 look out, be careful, watch it, beware.
    m.
    1 care.
    el cuidado de la piel/del cabello skin/hair care
    estar al cuidado de to be in charge of
    tener cuidado con to be careful with
    eso me tiene o trae sin cuidado I couldn't care less about that
    2 maintenance, up-keep.
    past part.
    1 past participle of spanish verb: cuidar.
    2 past participle of spanish verb: cuidar.
    * * *
    1 (atención) care, carefulness
    2 (recelo) worry
    1 look out!, watch out!
    ■ ¡cuidado con la moto! mind the motorbike!
    \
    andarse con cuidado / ir con cuidado to go carefully
    'Cuidado con el perro' "Beware of the dog"
    con cuidado carefully
    de cuidado (enfermo) very ill 2 (peligroso) dangerous
    estar al cuidado de (cosa) to be in charge of 2 (persona) to look after
    tener cuidado to be careful
    traer sin cuidado not to care
    cuidados intensivos intensive care sing
    * * *
    1. noun m.
    1) care
    2) worry, concern
    •
    2. (f. - cuidada)
    adj.
    * * *
    1. SM
    1) (=precaución)
    a) [como advertencia directa]

    ¡cuidado! — look out!, watch out!

    ¡cuidado con el techo! — mind the ceiling!

    ¡cuidado con los rateros! — watch out for pickpockets!

    ¡mucho cuidado con lo que haces! — be very careful what you do!

    • cuidado con hacer algo, cuidadito con abrir la boca — keep your mouth shut, remember!

    ¡cuidado con perderlo! — mind you don't lose it!

    b)

    • tener cuidado (con algo) — to be careful (of sth)

    ¡ten cuidado! — careful!

    tener cuidado con algn — to watch out for sb, watch sb *, be careful of sb

    • tener cuidado de no hacer algo — to be careful o take care not to do sth

    debe tener cuidado de no tomar mucho el sol — you should be careful o take care not to sunbathe too much

    c)

    • andarse con cuidado — to tread carefully, tread warily

    ¡ándate con cuidado! — watch how you go!, watch your step!

    2) (=atención) care

    • poner/tener cuidado en algo — to take care over sth

    han tenido sumo cuidado en subrayar que no es su responsabilidad — they have taken the greatest care to stress that it is not their responsibility

    3) [de niño, enfermo, planta, edificio] care

    ¿es ese el pago que merecen nuestros cuidados amorosos? — is that all the reward we get for our tender loving care?

    • estar al cuidado de — (=encargado de) [+ niños, familia, plantas] to look after; [+ proyecto] to be in charge of; (=cuidado por) [niños, jardín] to be in the care of; [departamento, sección] to be run by

    la sección de publicidad está al cuidado de Sr. Moyano — Mr Moyano is in charge of the advertising department

    4) (=preocupación) worry, concern

    pierda usted cuidado, ya me hago yo cargo de todo — don't worry about it, I'll take care of everything

    estar con cuidado, sentir cuidado — to be anxious, be worried

    tener o traer sin cuidado —

    me tiene sin cuidado lo que pase a partir de ahora — I don't care at all o I couldn't care less what happens from now on

    5)

    • de cuidado — * [chapuza, bromista] real

    2.
    ADJ [aspecto] impeccable; [trabajo, selección] meticulous, careful
    * * *
    I
    - da adjetivo < presentación> meticulous, careful; < aspecto> impeccable; < dicción> precise
    II
    1)

    ten cuidado al cruzar la calle — be careful o take care when you cross the street

    cuidado con algo/alguien: cuidado con el escalón! mind the step!; cuidado con lo que haces be careful what you do; ten cuidado con él, no es de fiar watch him, he isn't to be trusted; cuidado con el perro! beware of the dog!; cuidadito con alzarme la voz! don't you raise your voice to me!; cuidadito con decirle nada make sure you don't say anything to him; de cuidado (fam) <problema/herida> serious; un bromista de cuidado a real joker; ese tipo es de cuidado — you have to watch that guy (colloq)

    b) ( atención) care
    2) (de objetos, niños, enfermos)

    cuidado de algo/alguien: consejos para el cuidado de sus plantas hints on how to care for your plants; no tiene experiencia en el cuidado de los niños he has no experience of looking after children; estar al cuidado de alguien/algo ( cuidar) to look after somebody/something; ( ser cuidado por) to be in somebody's care; ha tomado el jardín a su cuidado she's taken over the care of the garden; déjalo a mi cuidado — I'll take care of it

    3) cuidados masculino plural (Med) attention, care, treatment

    mejoró, gracias a los cuidados de su hija — thanks to his daughter's care, he got better

    pierde cuidado — (AmL) don't worry

    me tiene or trae sin cuidado — it doesn't matter to me in the slightest

    III
    interjección be careful!, watch out!
    * * *
    I
    - da adjetivo < presentación> meticulous, careful; < aspecto> impeccable; < dicción> precise
    II
    1)

    ten cuidado al cruzar la calle — be careful o take care when you cross the street

    cuidado con algo/alguien: cuidado con el escalón! mind the step!; cuidado con lo que haces be careful what you do; ten cuidado con él, no es de fiar watch him, he isn't to be trusted; cuidado con el perro! beware of the dog!; cuidadito con alzarme la voz! don't you raise your voice to me!; cuidadito con decirle nada make sure you don't say anything to him; de cuidado (fam) <problema/herida> serious; un bromista de cuidado a real joker; ese tipo es de cuidado — you have to watch that guy (colloq)

    b) ( atención) care
    2) (de objetos, niños, enfermos)

    cuidado de algo/alguien: consejos para el cuidado de sus plantas hints on how to care for your plants; no tiene experiencia en el cuidado de los niños he has no experience of looking after children; estar al cuidado de alguien/algo ( cuidar) to look after somebody/something; ( ser cuidado por) to be in somebody's care; ha tomado el jardín a su cuidado she's taken over the care of the garden; déjalo a mi cuidado — I'll take care of it

    3) cuidados masculino plural (Med) attention, care, treatment

    mejoró, gracias a los cuidados de su hija — thanks to his daughter's care, he got better

    pierde cuidado — (AmL) don't worry

    me tiene or trae sin cuidado — it doesn't matter to me in the slightest

    III
    interjección be careful!, watch out!
    * * *
    cuidado1
    1 = care, safekeeping [safe-keeping], carefulness.

    Ex: Thus care in indexing is essential, and systems should be designed in such a way as to minimise the possibility of error.

    Ex: The records were forwarded to Australia from the 30s to 50s for safekeeping.
    Ex: Indignation, and carefulness, or earnestness, are here combined with zeal; which is often mentioned as a term of faith.
    * a + Posesivo + cuidado = in + Posesivo + safekeeping.
    * cuidado de animales = animal care.
    * cuidado de animales domésticos = pet care.
    * cuidado de la piel = skin care.
    * cuidado de los mayores = kinkeeping.
    * cuidado de los pies = footcare.
    * cuidado del paciente = patient care.
    * cuidado de niños = child care [childcare].
    * cuidado de uno mismo = self-caring, self-care.
    * cuidado de vacas lecheras = dairying.
    * cuidado médico = medical attention.
    * cuidado paliativo = respite care.
    * cuidados a domicilio = attendant care.
    * cuidados clínicos = clinical care.
    * cuidados de enfermería = nursing care.
    * cuidados del coche = car maintenance.
    * cuidados de los mayores = elderly care, elder care [eldercare].
    * cuidados geriátricos = residential care.
    * cuidados infantiles = child care [childcare].
    * cuidados intensivos = critical care, intensive care.
    * cuidados médicos = medicare.
    * cuidados paliativos = palliative care.
    * cuidados para personas de la tercera edad = elderly care, elder care [eldercare].
    * cuidados para personas mayores = elderly care, elder care [eldercare].
    * cuidados perinatales = perinatal care.
    * cuidados postoperatorios = aftercare.
    * cuidados prenatales = prenatal care.
    * cuidados preventivos = preventative care, preventive care.
    * cuidado tutelar = foster care.
    * cuidado y protección = nurture, nurturing.
    * elegir con cuidado = pick and choose.
    * escoger con cuidado = pick and choose.
    * mal cuidado = mishandling.
    * servicio de cuidado de día = day care.
    * unidad de cuidados intensivos = intensive care unit.

    cuidado2
    2 = neat [neater -comp., neatest -sup.], attention to detail.

    Ex: What is possibly less easy is to making sure that the guiding stays clean, neat and accurate.

    Ex: He believes his success will be determined by 'personal attention, being on the ball, attention to detail and consistency of service'.
    * bien cuidado = well-tended.
    * con cuidado = gently, carefully.
    * con el más sumo cuidado = with utmost care.
    * con el mayor cuidado = with utmost care.
    * falta de cuidado = sloppiness.
    * sumo cuidado = extreme caution.
    * tener cuidado = exercise + care.
    * tener cuidado (de) = be careful.
    * tener cuidado (de que) = take + care (that).

    cuidado3
    3 = caution.

    Ex: The project is being undertaken with caution.

    * andar con cuidado = tread + lightly, tread + softly, tread + carefully.
    * andarse con cuidado = tread with + care.
    * andarse con mucho cuidado = walk on + eggshells, tread + the thin line between... and.
    * conducir o andar con cuidado debido a la dificultad existente = navigate.
    * ¡Cuidado! = Look out!.
    * de mucho cuidado = badass.
    * manejar con cuidado = handle + with caution.
    * pájaro de cuidado = nasty piece of work.
    * tener cuidado = exercise + caution, proceed + with caution, watch out, take + caution.
    * tener cuidado con = watch for, beware (of/that), look out for, be wary of.
    * tener cuidado con lo que se dice = say + the right thing.
    * tener cuidado con lo que Uno dice = watch + Posesivo + mouth, watch what + say.
    * tener cuidado de = be chary of, take + (great) pains to.
    * tener mucho cuidado = be extra vigilant.
    * tipo de cuidado = nasty piece of work.
    * traer sin cuidado = not give a damn, not give a shit, not give a fuck.

    * * *
    cuidado1 -da
    la cuidada presentación del trabajo the meticulous o careful presentation of the work
    una señora de aspecto muy cuidado a lady of impeccable appearance, a lady who takes great care over her appearance
    su dicción es muy cuidada her diction is very precise
    A
    1
    (precaución): tengan cuidado, no se vayan a lastimar be careful, don't hurt yourselves
    tuvo cuidado de no hacer ruido she was careful not to make any noise
    ten cuidado al cruzar la calle be careful o take care when you cross the street
    lo envolvió con mucho cuidado she wrapped it very carefully
    ¡ándate con cuidado! watch your step!
    cuidado CON algn or algo:
    ¡cuidado con el escalón! mind the step!
    [ S ] ¡cuidado con el perro! beware of the dog!
    cuidado con lo que haces be careful what you do
    ten cuidado con él, no es de fiar watch him, he isn't to be trusted
    ¡cuidadito con alzarme la voz! don't you raise your voice to me!
    cuidadito con decirle nada a nadie make sure you don't say anything to anyone
    de cuidado ( fam); ‹problema/herida› serious
    ese tipo es de cuidado you have to watch that guy ( colloq)
    pone mucho cuidado en la presentación de su trabajo he takes a great deal of care over the presentation of his work
    B (de objetos, niños, enfermos) cuidado DE algo/algn:
    consejos para el cuidado de sus plantas hints on how to care for your plants
    no tiene experiencia en el cuidado de los niños he has no experience of looking after children
    estar al cuidado de algn (cuidarlo) to look after sb; (ser cuidado por él) to be in sb's care
    la han dejado al cuidado de los niños they've left her looking after the children
    los niños están a su cuidado the children are in her care
    ¿quién va a quedar al cuidado de la casa? who's going to look after the house?
    ha tomado el jardín a su cuidado she's taken over the care of the garden
    no te preocupes por la correspondencia, déjala a mi cuidado don't worry about the mail, I'll take care of it
    C cuidados mpl ( Med) attention, care, treatment
    necesita los cuidados de una enfermera she needs a nurse, she needs to be looked after o taken care of by a nurse
    el hospital donde recibió los cuidados necesarios the hospital where he received the necessary treatment o attention
    pronto mejoró, gracias a los cuidados de su hija thanks to his daughter's care, he soon got better
    Compuestos:
    mpl intensive care
    unidad de cuidados intensivos intensive care unit
    palliative care
    pierde cuidado, que no se lo diré a nadie ( AmL); don't worry, I won't tell a soul
    me tiene or trae sin cuidado it doesn't matter to me in the slightest, I couldn't care less ( colloq)
    be careful!, watch out!, look out!
    ¡cuidado! ¡viene un coche! (be) careful o watch out, there's a car coming!
    * * *

     

    Del verbo cuidar: ( conjugate cuidar)

    cuidado es:

    el participio

    Multiple Entries:
    cuidado    
    cuidar
    cuidado 1
    ◊ -da adjetivo ‹ presentación› meticulous, careful;


    ‹ aspecto› impeccable;
    ‹ dicción› precise
    cuidado 2 sustantivo masculino


    lo envolvió con mucho cuidado she wrapped it very carefully;
    ¡cuidado con el escalón! mind the step!;
    cuidado con lo que haces watch o be careful what you do ;
    de cuidado (fam) ‹problema/herida› serious


    c) (de niños, enfermos):


    estar al cuidado de algn/algo ( cuidar) to look after sb/sth;

    ( ser cuidado por) to be in sb's care
    d)

    ◊ cuidados sustantivo masculino plural (Med) attention, care, treatment;

    necesita los cuidados de una enfermera she needs to be looked after by a nurse;
    cuidados intensivos intensive care


    me tiene sin cuidado I'm not worried
    ■ interjección
    be careful!, watch out!
    cuidar ( conjugate cuidar) verbo transitivo
    a) ‹juguetes/plantas/casa› to look after;

    ‹ niño› to look after, take care of;
    ‹ enfermo› to care for, look after
    b) ‹estilo/apariencia› to take care over;


    verbo intransitivo cuidado de algo/algn to take care of sth/sb;

    cuidarse verbo pronominal ( refl) to take care of oneself, look after oneself;
    ¡cuídate! take care!;
    se cuidó bien de no volver por ahí he made very sure he didn't go back there;
    cuídate de decir algo que te comprometa take care not to say something which might compromise you
    cuidado,-a
    I adjetivo well cared for
    II sustantivo masculino
    1 care
    tener cuidado, to be careful
    con cuidado, carefully
    2 (cargo, vigilancia) estar al cuidado de, (cosa) to be in charge of
    (persona) to look after
    3 Med cuidados intensivos, intensive care sing
    III exclamación ¡cuidado!, look out!, watch out!
    ¡cuidado con el escalón!, mind the step!
    cuidado con el perro, beware of the dog
    ¡cuidado con lo que dices!, watch what you say!
    ♦ Locuciones: me trae sin cuidado, I couldn't care less
    de cuidado, to be reckoned with: ¡es un tipo de cuidado!, he's someone to be reckoned with!
    cuidar verbo transitivo & verbo intransitivo (vigilar, atender) to care for, look after: cuida tu ortografía, mind your spelling cuida de que tu hermano vaya pronto a la cama, make sure that your brother goes to bed soon

    ' cuidado' also found in these entries:
    Spanish:
    cargo
    - cariño
    - cerrarse
    - con
    - conservación
    - consideración
    - costalada
    - cristalera
    - cuidada
    - debida
    - debido
    - descuidarse
    - despreocuparse
    - escalón
    - escurridiza
    - escurridizo
    - ese
    - esmerarse
    - espinosa
    - espinoso
    - haber
    - irse
    - más
    - mimo
    - mirar
    - movediza
    - movedizo
    - pisar
    - suma
    - sumo
    - tacto
    - tate
    - traer
    - advertir
    - alerta
    - andar
    - bien
    - chorrear
    - decir
    - delicadeza
    - elemento
    - imprudente
    - ir
    - modo
    - ojo
    - poner
    - prudencia
    - tener
    - vigilancia
    English:
    afraid
    - agree
    - beware
    - care
    - careful
    - carefully
    - careless
    - childcare
    - curtain
    - deliberate
    - ease
    - feel
    - fragile
    - gangrenous
    - gently
    - hand
    - hex
    - indifferent
    - keeping
    - look out
    - maintenance
    - mind
    - more
    - neat
    - nursing
    - pick
    - plonk
    - poke out
    - rest
    - spruce
    - step
    - take
    - telling-off
    - thank
    - think out
    - toe
    - utmost
    - want
    - watch
    - watch out
    - well-kept
    - carelessly
    - carelessness
    - carer
    - clean
    - district
    - heed
    - look
    - loving
    - lovingly
    * * *
    cuidado, -a
    ♦ adj
    una edición cuidada a beautifully produced edition;
    es muy cuidado con su trabajo he takes great care over his work
    ♦ nm
    1. [precaución] care;
    con cuidado [con esmero] carefully;
    [con cautela] cautiously;
    hazlo con mucho cuidado do it very carefully;
    puso mucho cuidado en sus respuestas she chose her answers very carefully;
    ten cuidado o te harás daño be careful or you'll hurt yourself;
    ten cuidado al cruzar la calle take care when crossing the road;
    ten cuidado con el perro, que muerde be careful o Br mind the dog doesn't bite you;
    tuve cuidado de no decirles nada I took care o was careful not to tell them anything;
    hace las cosas sin ningún cuidado she does things in a careless way;
    ¡cuidado con la cabeza! be careful not to hit your head!, Br mind your head!;
    cuidado con el perro [en letrero] beware of the dog;
    cuidado con el escalón [en letrero] watch o Br mind the step;
    (mucho) cuidado con lo que vas contando por ahí you'd better watch what you tell people;
    tener o [m5]traer sin cuidado: me tiene o [m5] trae sin cuidado lo que hagas I couldn't care less what you do
    2. [atención] [de personas, objetos] care;
    el cuidado de la piel/del cabello skin/hair care;
    todo sobre el cuidado de su gato everything you need to know about looking after o caring for your cat;
    el cuidado de la casa es mi responsabilidad I'm responsible for doing the housework;
    estoy al cuidado de la contabilidad de la empresa I'm in charge of the company's accounts;
    yo trabajo mientras él está al cuidado de los niños I work while he looks after the children;
    se quedó al cuidado de la casa mientras sus padres estaban de viaje she looked after the house while her parents were away;
    dejamos al perro al cuidado de los vecinos we left the dog with the neighbours
    3.
    cuidados [asistencia médica] care;
    a pesar de los cuidados recibidos, falleció en el lugar del accidente despite the medical attention she received, she died at the scene of the accident;
    necesitará los cuidados de un veterinario it will need to be looked at by a vet
    cuidados intensivos intensive care
    4. [miedo, preocupación] concern, apprehension;
    no pases cuidado o Am [m5]pierde cuidado, que me encargo yo de todo don't worry, I'll take care of everything
    5. [uso enfático]
    ¡cuidado que es listo este niño! this boy's really clever!;
    ¡cuidado que llegas a ser tonto! you can be really stupid sometimes!
    ♦ de cuidado loc adj
    tuvo un accidente de cuidado she had a nasty accident;
    fue un accidente/una fiesta de (mucho) cuidado it was some accident/party;
    es un niño de cuidado, es muy travieso he's a little terror, he's so naughty;
    es un criminal de cuidado he's a dangerous criminal
    ♦ interj
    careful!, look out!;
    ¡cuidado!, ¡mira antes de cruzar! (be) careful, you should look before you cross the road!
    * * *
    m care;
    ¡cuidado! look out!;
    andar con cuidado tread carefully;
    tener cuidado be careful;
    me tiene sin cuidado I couldn’t o could care less, Br I couldn’t care less;
    es un niño de cuidado you really have to watch that boy;
    ¡pierda Vd. cuidado! don’t worry!
    * * *
    1) : care
    2) : worry, concern
    3)
    tener cuidado : to be careful
    4)
    ¡cuidado! : watch out!, be careful!
    * * *
    cuidado1 interj watch out! / look out!
    cuidado2 n care
    lo hizo con sumo cuidado she did it with great care / she did it very carefully

    Spanish-English dictionary > cuidado

  • 9 atribuir

    v.
    to attribute, to assign, to attach, to blame.
    * * *
    Conjugation model [ HUIR], like link=huir huir
    1 to attribute (a, to), ascribe
    1 to assume
    * * *
    verb
    •
    * * *
    1. VT
    1)

    atribuir a algn/algo — to attribute to sb/sth; [+ excusa] to put down to sb/sth; (Jur) to impute to sb/sth

    2) (Pol)
    2.
    See:
    * * *
    1.
    verbo transitivo
    a)

    atribuir algo a alguien/algo — to attribute o ascribe something to somebody/something

    le atribuyen algo que no dijo — they attribute words to him which he did not say, they put words in his mouth

    b) <funciones/poder> to confer
    c) <cualidades/propiedades>

    atribuir algo a alguien/algo: le atribuyen propiedades curativas — it is held o believed to have healing powers

    2.
    atribuirse v pron (refl)
    a) <éxito/autoría> to claim
    b) <poderes/responsabilidad> to assume
    * * *
    = ascribe, attribute, credit, impute.
    Ex. The citation order PMEST and various other facet formulae can be ascribed to Ranganathan.
    Ex. Subrules of 21.4 deal, for instance, with works erroneously or fictitiously attributed to a person or corporate body, and official communications.
    Ex. While he cannot be credited with shaping the library in terms of selecting the book stock, he maintained and cared for it diligently for many years.
    Ex. There is nothing bad imputed to the German people by the use of German instead of Deutsche.
    ----
    * atribuir Algo a = put + Nombre + down to.
    * atribuir autoría = assign + intellectual responsibility.
    * atribuir el mérito a = credit.
    * atribuir responsabilidad intelectual = assign + intellectual responsibility.
    * atribuirse el mérito = take + the credit (for).
    * atribuirse el mérito de Algo = claim + credit for.
    * atribuirse la autoría = make + claim of responsibility, claim + responsibility.
    * atribuirse la fama = take + the credit (for).
    * atribuirse la responsabilidad = make + claim of responsibility, claim + responsibility.
    * atribuir su origen a = trace to, trace back to.
    * mérito + atribuirse a = credit + be due to, credit + go to, be to the credit of.
    * * *
    1.
    verbo transitivo
    a)

    atribuir algo a alguien/algo — to attribute o ascribe something to somebody/something

    le atribuyen algo que no dijo — they attribute words to him which he did not say, they put words in his mouth

    b) <funciones/poder> to confer
    c) <cualidades/propiedades>

    atribuir algo a alguien/algo: le atribuyen propiedades curativas — it is held o believed to have healing powers

    2.
    atribuirse v pron (refl)
    a) <éxito/autoría> to claim
    b) <poderes/responsabilidad> to assume
    * * *
    = ascribe, attribute, credit, impute.

    Ex: The citation order PMEST and various other facet formulae can be ascribed to Ranganathan.

    Ex: Subrules of 21.4 deal, for instance, with works erroneously or fictitiously attributed to a person or corporate body, and official communications.
    Ex: While he cannot be credited with shaping the library in terms of selecting the book stock, he maintained and cared for it diligently for many years.
    Ex: There is nothing bad imputed to the German people by the use of German instead of Deutsche.
    * atribuir Algo a = put + Nombre + down to.
    * atribuir autoría = assign + intellectual responsibility.
    * atribuir el mérito a = credit.
    * atribuir responsabilidad intelectual = assign + intellectual responsibility.
    * atribuirse el mérito = take + the credit (for).
    * atribuirse el mérito de Algo = claim + credit for.
    * atribuirse la autoría = make + claim of responsibility, claim + responsibility.
    * atribuirse la fama = take + the credit (for).
    * atribuirse la responsabilidad = make + claim of responsibility, claim + responsibility.
    * atribuir su origen a = trace to, trace back to.
    * mérito + atribuirse a = credit + be due to, credit + go to, be to the credit of.

    * * *
    vt
    1 atribuir algo A algn/algo to attribute o ascribe sth TO sb/sth
    le atribuyeron algo que no dijo they attributed words to him which he had not said
    atribuyó el éxito a la colaboración de todos she attributed o ascribed their success to the cooperation of all concerned
    atribuye sus errores a la falta de experiencia he puts his mistakes down to o attributes o ascribes his mistakes to lack of experience
    todo lo atribuye a su mala suerte he blames everything on bad luck
    2 ‹funciones/poder› to confer
    la constitución le atribuye este poder this power is vested in him o conferred on him by the constitution
    3 ‹cualidades/propiedades› atribuir algo A algn/algo:
    a esta hierba le atribuyen propiedades curativas this herb is held o believed to have healing powers
    ( refl)
    1 ‹éxito/autoría› to claim
    se ha atribuido los méritos del trabajo de otros he has claimed the credit for other people's work
    se atribuyeron la autoría del atentado they claimed responsibility for the attack
    2 ‹poderes/responsabilidad› to assume
    * * *

     

    atribuir ( conjugate atribuir) verbo transitivo
    a) atribuir algo a algn/algo to attribute sth to sb/sth;


    le atribuyen propiedades curativas it is held o believed to have healing powers
    b) ‹funciones/poder› to confer

    atribuirse verbo pronominal ( refl)
    a) ‹éxito/autoría› to claim

    b) ‹poderes/responsabilidad› to assume

    atribuir verbo transitivo to attribute, ascribe
    ' atribuir' also found in these entries:
    Spanish:
    achacar
    - adscribir
    - cargar
    - imputar
    English:
    ascribe
    - attribute
    - credit
    - put down to
    * * *
    ♦ vt
    1. [imputar]
    atribuir algo a to attribute sth to;
    un cuadro atribuido a Goya a painting attributed to Goya;
    atribuyen la autoría del delito al contable they believe the accountant committed the crime;
    le atribuyen la responsabilidad del accidente they believe he is responsible for the accident;
    le atribuyen una gran paciencia she is said to be very patient
    2. [asignar] [función, gestión] to assign;
    las competencias que les atribuye la constitución the powers conferred on o vested in them by the constitution
    * * *
    v/t attribute (a to)
    * * *
    atribuir {41} vt
    1) : to attribute, to ascribe
    2) : to grant, to confer

    Spanish-English dictionary > atribuir

  • 10 importar

    v.
    1 to import (productos) (& computing).
    La empresa importa relojes The company imports watches.
    2 to amount to, to come to.
    3 to matter.
    ya no te importo — al contrario, sí que me importas you don't care about me any more — on the contrary, you do matter to me
    no me importa lo que piense la gente I don't care what people think
    4 to matter (ser importante).
    lo que importa es que… what matters o the important thing is that…
    no importa it doesn't matter
    ¡qué importa que llueva! so what if it's raining?
    5 to mind.
    no me importa que venga tu familia I don't mind if your family comes
    preferiría no salir, si no te importa I'd rather not go out, if you don't mind o if it's all the same to you
    ¿le importa que me siente? do you mind if I sit down?
    6 to care about, to care for.
    Nos importa su salud We care about his health.
    Nos importa We care.
    7 to be important, to have importance, to matter, to import.
    Eso importa That is important.
    8 to care to, to mind.
    Nos importa participar We care to participate.
    9 to concern.
    Me importa la paz mundial World peace concerns me.
    * * *
    2 (valer) to amount to
    ■ ¿a cuánto importa la factura? how much does the bill amount to?
    2 (molestar) to mind
    ■ ¿te importaría cerrar la ventana? would you mind closing the window?
    \
    ¡a ti qué te importa! familiar mind your own business!
    lo que importa es que... the important thing is that...
    me importa un bledo/pito/comino familiar I couldn't care less
    no importa it doesn't matter
    * * *
    verb
    2) matter, mind
    * * *
    I
    VT (Com) to import (de from)
    II
    1. VI
    1) (=ser importante) to matter

    ¿qué importa que no seamos ricos? — what does it matter if o that we're not rich?

    - llegaremos allí un poco tarde -no importa — "we'll be there a bit late" - "never mind o it doesn't matter"

    lo que importa es la calidad — the important thing is the quality, what matters is the quality

    ¿y eso qué importa? — what does that matter?

    el color importa mucho en su pintura — colour is important in her painting, colour plays an important part in her painting

    no importa el tiempo que haga, allí estaremos — we'll be there whatever the weather

    2) [con complemento de persona]
    a) (=interesar)

    sí que me importa tu opinión — your opinion does matter to me, I do care about your opinion

    ¿a quién le importa lo que yo diga? — who cares (about) what I say?

    no le importa nada de lo que pase — he doesn't care about anything that happens, he's not bothered about anything

    tú me importas más que nada — I care about you more than anything, you mean more to me than anything

    ¿y a ti qué te importa? — what business is it of yours?

    ¡a ti eso no te importa! — it's nothing to do with you!, it's none of your business!

    • meterse en lo que a uno no le importa — to poke one's nose into other people's business

    no quisiera meterme en lo que no me importa, pero... — I know it's none of my business, but...

    - no me importa un bledo o un comino o un pito o un rábano
    - no me importa un carajo o un huevo
    b) (=molestar)

    ¿te importaría prestarme este libro? — would you mind lending me this book?, could you lend me this book?

    si no le importa, me gustaría que me enviaran la factura — if it's not too much trouble, I'd like you to send me the bill

    -¿quieres venir al concierto? -pues no me importaría — "do you want to come to the concert?" - "I wouldn't mind"

    ¿te importa si fumo? — do you mind if I smoke?

    • no importar a algn hacer algo, no me importa esperar — I don't mind waiting

    si os hace falta alguien, a mí no me importaría ayudaros — if you need somebody, I'd be happy to help o I don't mind helping

    no me importa que llegues un poco tarde — I don't mind if you're a bit late, I don't mind you being a bit late

    2.
    VT frm [artículo, producto] to cost; [gastos, beneficios] to amount to

    ¿cuánto importa esta lámpara? — how much does this lamp cost?

    los gastos de transporte importaron 2.000 euros — transport costs amounted to 2,000 euros

    * * *
    1.
    verbo intransitivo
    a) (tener importancia, interés) to matter

    bueno, no importa — well, never mind o well, it doesn't matter

    no importa quién lo haga — it doesn't matter o it makes no difference who does it

    lo que importa es que te recuperes — the important thing is for you to get better; (+ me/te/le etc)

    ¿a mí qué me importa? — what do I care?

    ¿a ti qué te importa? — what business is it of yours?

    me importa un bledo or un comino or un pepino or un rábano — (fam) I couldn't care less, I don't give a damn (colloq)

    no te metas en lo que no te importa — mind your own business!

    b) ( molestar) (+ me/te/le etc)

    ¿le importaría hacerlo? — would you mind doing it?

    2.
    importar vt (Com, Fin)
    1) < productos> to import
    2) ( ascender a) to come to, amount to
    * * *
    1.
    verbo intransitivo
    a) (tener importancia, interés) to matter

    bueno, no importa — well, never mind o well, it doesn't matter

    no importa quién lo haga — it doesn't matter o it makes no difference who does it

    lo que importa es que te recuperes — the important thing is for you to get better; (+ me/te/le etc)

    ¿a mí qué me importa? — what do I care?

    ¿a ti qué te importa? — what business is it of yours?

    me importa un bledo or un comino or un pepino or un rábano — (fam) I couldn't care less, I don't give a damn (colloq)

    no te metas en lo que no te importa — mind your own business!

    b) ( molestar) (+ me/te/le etc)

    ¿le importaría hacerlo? — would you mind doing it?

    2.
    importar vt (Com, Fin)
    1) < productos> to import
    2) ( ascender a) to come to, amount to
    * * *
    importar1
    1 = import.

    Ex: Cannot IT expertise not readily available to SLIS be imported from other relevant departments in parent institutions?.

    importar2
    2 = matter, mind, care, make + a difference.

    Ex: It does not matter where the cursor is when the ENTER key is pressed.

    Ex: They see people as marked by one particular attribute, cleverness, or kindness, or strictness, or being a good shot, and they mind whether things are right or wrong.
    Ex: In a survey carried out in the US, it became apparent that about 90% of the respondents did not know what it meant, and even fewer cared.
    Ex: If that cannot be determined, it hardly makes a difference which you use as main entry.
    * a nadie le importa nada = nobody + gives a damn.
    * importar un bledo = not give a damn, not give a shit, not give a fuck.
    * importar un comino = not give a damn, not give a shit, not give a fuck.
    * importar un pito = could not care less.
    * importar un rábano = could not care less.
    * no importa = never mind, regardless of.
    * no importa cómo = no matter how.
    * no importa lo + Adjetivo + que + Subjuntivo = no matter how + Adjetivo.
    * no importa lo bien = no matter how well.
    * No importa lo que se conoce, sino a quién se conoce = It's not what you know, but who you know.
    * no importar = be all right with + Persona, make + no difference, cope with.
    * no importar Algo a Alguien = think + little of.
    * no importar en absoluto = have + no qualms about.
    * no importar + Infinitivo = think + nothing of + Gerundio.
    * no importar lo más mínimo = could not care less.
    * no importar lo que + pensar de = whatever + Pronombre + make of.
    * no importar nada = not give a damn, not give a shit, not give a fuck.
    * no importa si... o = no matter whether... or.
    * sin importar = regardless of, independently of, disregarding.
    * sin importar el tiempo = all-weather.
    * sin importar las consecuencias = regardless of the consequences.
    * sin importar qué = no matter what/which.

    * * *
    importar [A1 ]
    vi
    1 (tener importancia, interés) to matter
    se me olvidó — bueno, no importa I forgot — well, never mind o well, it doesn't matter
    no importa que sea caro si es de buena calidad it doesn't matter if it's expensive as long as it's good quality
    no importa quién lo haga it doesn't matter o it makes no difference who does it
    no importa el tamaño the size isn't important o doesn't matter
    ¿qué importa que él no venga? what does it matter o what difference does it make if he doesn't come?
    ahora lo que importa es que te recuperes the important thing now is for you to get better
    (+ me/te/le etc): no me importa lo que pueda pensar él I don't care what he thinks
    ¿a mí qué me importa que a él no le guste? what do I care if he doesn't like it?
    ¿a ti qué te importa? what business is it of yours?, what's it to you? ( colloq)
    yo no le importo — sí que le importas, y mucho I don't mean a thing to him — that's not true, he cares a great deal for o about you
    me importa un bledo or un comino or un pepino or un pimiento or un pito or un rábano or ( Méx) un cacahuate ( fam); I couldn't care less, I don't give a damn ( colloq)
    me importa un carajo or un huevo or ( Col) un culo ( vulg) I don't give a fuck ( vulg), I don't give a toss ( BrE sl)
    meterse en lo que no le importa ( fam); to poke one's nose into other people's business ( colloq)
    cállate y no te metas en lo que no te importa shut up and don't poke your nose into other people's business!, shut up and mind your own business! ( colloq)
    2 (molestar) (+ me/te/le etc):
    ¿te importaría dejarlo para mañana? would you mind leaving it till tomorrow?
    no me importa viajar de noche I don't mind traveling at night, I'm quite happy to travel at night
    a mí no me importaría venir el sábado I wouldn't mind coming on Saturday, I'd be quite happy to come on Saturday
    si no te importa, hoy me voy a ir temprano if it's all right with you, I'm going to leave early today
    no me importa que me llame a casa I don't mind you calling me at home
    ¿le importaría acompañarme? would you mind accompanying me?
    ■ importar
    vt
    A ‹productos/petróleo› to import
    B ( Inf) ‹datos/información› to import
    C (ascender a) to come to, amount to
    si la compra importa 500 pesos o más if your purchase comes to o amounts to 500 pesos or more
    * * *

     

    importar ( conjugate importar) verbo intransitivo
    a) (tener importancia, interés) to matter;

    ◊ no importa quién lo haga it doesn't matter o it makes no difference who does it;

    lo que importa es que te recuperes the important thing is for you to get better;
    no me importa lo que piense I don't care what he thinks;
    ¿a mí qué me importa? what do I care?;
    ¿a ti qué te importa? what business is it of yours?;
    yo no le importo I don't mean a thing to him;
    me importa un bledo or un comino or un pepino or un rábano (fam) I couldn't care less, I don't give a damn (colloq);
    meterse en lo que no le importa (fam) to poke one's nose into other people's business (colloq);
    no te metas en lo que no te importa mind your own business!
    b) ( molestar):


    no me importa que me llame a casa I don't mind him calling me at home
    verbo transitivo (Com, Fin) ‹ productos› to import
    importar
    I verbo intransitivo
    1 (tener valor o interés) to be important, matter: eso es lo único que importa, that's all that matters
    me importa mucho tu salud, your health really matters to me
    no importa, it doesn't matter
    2 (incumbir) eso no les importa a los vecinos, that doesn't concern the neighbours
    y a ti, ¿qué te importa?, and what business is it of yours?
    3 (estorbar, disgustar) to mind: ¿le importaría deletrearlo?, would you mind spelling it?
    no le importa cocinar todos los días, he doesn't mind cooking every day
    ¿te importa si abro la ventana?, do you mind if open the window? ➣ Ver nota en mind
    II vtr Fin Inform to import
    ♦ Locuciones: familiar me importa un bledo/pepino/pimiento/ rábano, I couldn't care less
    ' importar' also found in these entries:
    Spanish:
    ir
    - pepino
    - pimiento
    - pito
    - significar
    - dar
    - rábano
    - valer
    English:
    care
    - import
    - lift
    - matter
    - mind
    * * *
    ♦ vt
    1. [productos, materias primas, costumbres] to import (de from)
    2. Informát to import
    3. Formal [sujeto: factura, coste] to amount to, to come to;
    la factura importa 5.000 pesos the bill comes to 5,000 pesos
    ♦ vi
    1. [preocupar, tener interés] to matter;
    no importa el precio, cómpralo de todas formas the price doesn't matter, buy it anyway;
    no me importa lo que piense la gente I don't care what people think;
    ya no te importo – al contrario, sí que me importas you don't care about me any more – on the contrary, you do matter to me;
    lo que importa es que todos salieron ilesos del accidente what matters o the important thing is that nobody was hurt in the accident;
    lo que me importa es saber quién lo hizo the important thing for me is to know who did it
    2. [incumbir, afectar]
    esto es algo entre tú y yo, y a nadie más le importa this is between you and me and hasn't got anything to do with anyone else;
    ¡no te importa! it's none of your business!;
    ¿a mí qué me importa? what's that to me?, what do I care?;
    ¿y a ti qué te importa? what's it got to do with you?;
    ¿adónde vas? – ¿te importa? [con enfado] where are you going? – what's it to you!;
    Fam
    siempre está metiéndose en lo que no le importa she's always sticking her nose into other people's business;
    Fam
    me importa un bledo o [m5] comino o [m5] pito o Chile [m5] pucho o [m5] rábano I don't give a damn, I couldn't care less;
    Esp Vulg
    me importa un cojón o [m5] tres cojones I couldn't give a shit o Br toss
    3. [molestar] to mind;
    no me importa tener que tomar el tren todos los días I don't mind having to catch the train every day;
    no me importa que venga tu familia I don't mind if your family comes;
    preferiría no salir, si no te importa I'd rather not go out, if you don't mind o if it's all the same to you;
    ¿le importa que me siente? do you mind if I sit down?;
    ¿te importaría acompañarme? would you mind coming with me?
    ♦ v impersonal
    to matter;
    no importa it doesn't matter;
    si no vienes, no importa, ya nos arreglaremos it doesn't matter o never mind if you can't come, we'll manage;
    ¡qué importa que llueva! so what if it's raining?
    * * *
    1 v/i
    1 matter;
    no importa it doesn’t matter;
    ¿qué importa? what does it matter?
    2
    :
    eso a ti no te importa that’s none of your business
    3
    :
    ¿le importa …? do you mind …?;
    ¿te importaría que pase por tu casa? would you mind if I dropped by?
    2 v/t COM import
    * * *
    : to matter, to be important
    no le importa lo que piensen: she doesn't care what they think
    : to import
    * * *
    1. (tener importancia) to matter
    lo que más le importa es su familia her family is what matters most to her / her family is the most important thing to her
    2. (preocupar) to care about
    3. (molestar) to mind
    ¿te importa que fume? do you mind if I smoke?
    me importa un bledo/pepino, etc I couldn't care less

    Spanish-English dictionary > importar

  • 11 Б-104

    БОГ С ТОБОЙ (с вами, с ним, с ней, с ними) ГОСПОДЬ (ХРИСТОС obs) С ТОБОЙ (с вами) ( indep. clause these forms only fixed WO
    1. rather elev (variants с тобой (с вами) only) may everything be well with you: God bless you
    God (Christ) be with you.
    (Аня:) Я спать пойду. Спокойной ночи, мама... Прощай, дядя. (Гаев (целует ей лицо, руки):) Господь с тобой (Чехов 2). (A.:) I'm going to bed. Good night, mama....Good night, Uncle. (G. (kisses her face and hands).) God bless you (2a).
    «Коли найдешь себе суженую, коли полюбишь другую - бог с тобою, Петр Андреич...» (Пушкин 2). "If you find the one destined for you, if you grow to love another-God be with you, Pyotr Andreitch..." (2b).
    ...Пора мне, спасибо на угощении, Христос с вами» (Максимов 1). "..1 must be off Thanks for the hospitality and Christ be with you" (1a).
    2. coll (more often variants с тобой (с вами)) used to express agreement, concession, conciliation
    all right (then)
    so be it have it your way let s.o. have it his way do as you like (please) let s.o. do as he pleases.
    «Ну, бог с вами, давайте по тридцати (рублей) и берите их (мертвые души) себе!» (Гоголь 3). "Well then, all right, thirty rubles a soul and they're yours" (3e).
    3. coll
    usu. variants с тобой ( с вами)) how can you say or do that? (used to express reproach, disagreement, astonishment, fright etc): good heavens (Lord, God)! my God (Lord, goodness)! for heaveris sake! God (heaven) forbid!
    «Пойдём, мама, гулять», - говорит Илюша (Обломов). «Что ты, бог с тобой! Теперь гулять, - отвечает она, - сыро, ножки простудишь...» (Гончаров 1). "Let's go for a walk, Mummy," said Oblomov. "Good heavens, child," she replied, "go for a walk at this hour! It's damp, you'll get your feet wet.."(la).
    «Лучше все это не было бы так роскошно. Я к роскоши не привыкла». - «Бог с тобой, какая роскошь? Обыкновенный уют» (Грекова 3). "It would be nicer if all this weren't so luxurious. I'm not used to luxury." "Good Lord, what luxury? Ordinary comfort" (3a).
    Наталья:) Вы хотите, чтобы я тоже утопилась? Нетушки, князь, этого не случится. (Мятлев:) Господь с вами! (Окуджава 2). (N.:) Do you want me to drown myself, too? No, no, prince, that won't- (M.:) Heaven forbid! (2a).
    4. (variants с ним (с ней, с ними) only
    often foil. by a word or phrase denoting the person or thing in question) let us (or I should) not be concerned about s.o. or sth., let us not talk about s.o. or sth. anymore (because he or it is unimportant, is not deserving of our attention)
    never mind s.o. sth.
    forget (about) s.o. sth. who cares (about s.o. sth.).
    Бог с ней, с этой Картучихой, баба она и есть баба, но разве в Петербурге его (Александра Петровича) понимают? (Искандер 3). Never mind her, this Kartuchikha, she was only a woman. But would they understand him (Alexander Petrovich) in Petersburg? (3a).
    «Ты знаешь, - говорила Маргарита, -...когда ты заснул вчера ночью, я читала про тьму, которая пришла со Средиземного моря... и эти идолы, ах, золотые идолы. Они почему-то мне все время не дают покоя...» -«Всё это хорошо и мило, - отвечал мастер, куря и разбивая дым рукой, - и эти идолы, бог с ними, но что дальше получится, уж решительно непонятно!» (Булгаков 9). "You know," said Margarita, "when you fell asleep last night I read about the darkness which had come from the Mediterranean...and those idols, ah, those golden idols! For some reason they haunt me all the time..." "All this is fine and charming," said the Master, smoking and breaking up the smoke with his hand "As for those idols-forget them.... But I cannot imagine what will happen next!" (9a).
    Вот он бы так прожил до конца дней своих, в этой-то вот, внезапно ( 19 возникшей - бог с ней, как она выглядит! - непрерывности своего существа (Битов 2)....Hе would have liked to live just this way to the end of his days, live in this, the suddenly emergent—who cared how it looked!-uninterruptedness of his existence (2a).

    Большой русско-английский фразеологический словарь > Б-104

  • 12 бог с тобой

    • БОГ С ТОБОЙ (с вами, с ним, с ней, с ними; ГОСПОДЬ <ХРИСТОС obs> С ТОБОЙ < с вами>
    [indep. clause; these forms only; fixed WO]
    =====
    1. rather elev [variants с тобой < с вами> only]
    ⇒ may everything be well with you:
    - God (Christ) be with you.
         ♦ [Аня:] Я спать пойду. Спокойной ночи, мама... Прошай, дядя. [Гаев (целует ей лицо, руки):] Господь с тобой( Чехов 2). [A.:] I'm going to bed. Good night, mama....Good night, Uncle. [G. (kisses her face and hands):] God bless you (2a).
         ♦ "Коли найдешь себе суженую, коли полюбишь другую - бог с тобою, Петр Андреич..." (Пушкин 2). "If you find the one destined for you, if you grow to love another-God be with you, Pyotr Andreitch..." (2b).
         ♦ "...Пора мне, спасибо на угощении, Христос с вами" (Максимов 1). "...I must be off Thanks for the hospitality and Christ be with you" (1a).
    2. coll [more often variants с тобой < с вами>]
    ⇒ used to express agreement, concession, conciliation:
    - let s.o. have it his way;
    - let s.o. do as he pleases.
         ♦ "Ну, бог с вами, давайте по тридцати [ рублей] и берите их [ мертвые души] себе!" (Гоголь 3). "Well then, all right, thirty rubles a soul and they're yours" (3e).
    3. coll [usu. variants с тобой < с вами>]
    ⇒ how can you say or do that? (used to express reproach, disagreement, astonishment, fright etc):
    - good heavens (Lord, God)!;
    - my God (Lord, goodness)!;
    - for heaven's sake!;
    - God (heaven) forbid!
         ♦ "Пойдём, мама, гулять", - говорит Илюша [Обломов]. "Что ты, бог с тобой! Теперь гулять, - отвечает она, - сыро, ножки простудишь..." (Гончаров 1). "Lets go for a walk, Mummy," said Oblomov. "Good heavens, child," she replied, "go for a walk at this hour! It's damp, you'll get your feet wet..."(1a).
         ♦ "Лучше все это не было бы так роскошно. Я к роскоши не привыкла". - "Бог с тобой, какая роскошь? Обыкновенный уют" (Грекова 3). "It would be nicer if all this weren't so luxurious. I'm not used to luxury." "Good Lord, what luxury? Ordinary comfort" (3a).
         ♦ [Наталья:] Вы хотите, чтобы я тоже утопилась? Нетушки, князь, этого не случится. [Мятлев:] Господь с вами! (Окуджава 2). [N.:] Do you want me to drown myself, too? No, no, prince, that won't - [M.:] Heaven forbid! (2a).
    4. [variants с ним (с ней, с ними) only; often foll. by a word or phrase denoting the person or thing in question]
    ⇒ let us (or I should) not be concerned about s.o. or sth., let us not talk about s.o. or sth. anymore (because he or it is unimportant, is not deserving of our attention):
    - never mind s.o. (sth.);
    - forget (about) s.o. (sth.);
    - who cares (about s.o. < sth.>).
         ♦ Бог с ней, с этой Картучихой, баба она и есть баба, но разве в Петербурге его [Александра Петровича] понимают? (Искандер 3). Never mind her, this Kartuchikha; she was only a woman. But would they understand him [Alexander Petrovich] in Petersburg? (3a).
         ♦ "Ты знаешь, - говорила Маргарита, -...когда ты заснул вчера ночью, я читала про тьму, которая пришла со Средиземного моря... и эти идолы, ах, золотые идолы. Они почему-то мне все время не дают покоя..." - "Всё это хорошо и мило, - отвечал мастер, куря и разбивая дым рукой, - и эти идолы, бог с ними, но что дальше получится, уж решительно непонятно!" (Булгаков 9). "You know," said Margarita, "when you fell asleep last night I read about the darkness which had come from the Mediterranean...and those idols, ah, those golden idols! For some reason they haunt me all the time..." "All this is fine and charming," said the Master, smoking and breaking up the smoke with his hand "As for those idols-forget them.... But I cannot imagine what will happen next!" (9a).
         ♦...Вот он бы так прожил до конца дней своих, в этой-то вот, внезапно возникшей - бог с ней, как она выглядит! - непрерывности своего существа (Битов 2)....He would have liked to live just this way to the end of his days, live in this, the suddenly emergent - who cared how it looked! - uninterruptedness of his existence (2a).

    Большой русско-английский фразеологический словарь > бог с тобой

  • 13 господь с тобой

    • БОГ С ТОБОЙ( с вами, с ним, с ней, с ними; ГОСПОДЬ <ХРИСТОС obs> С ТОБОЙ < с вами>
    [indep. clause; these forms only; fixed WO]
    =====
    1. rather elev [variants с тобой < с вами> only]
    ⇒ may everything be well with you:
    - God (Christ) be with you.
         ♦ [Аня:] Я спать пойду. Спокойной ночи, мама... Прошай, дядя. [Гаев (целует ей лицо, руки):] Господь с тобой (Чехов 2). [A.:] I'm going to bed. Good night, mama....Good night, Uncle. [G. (kisses her face and hands):] God bless you (2a).
         ♦ "Коли найдешь себе суженую, коли полюбишь другую - бог с тобою, Петр Андреич..." (Пушкин 2). "If you find the one destined for you, if you grow to love another-God be with you, Pyotr Andreitch..." (2b).
         ♦ "...Пора мне, спасибо на угощении, Христос с вами" (Максимов 1). "...I must be off Thanks for the hospitality and Christ be with you" (1a).
    2. coll [more often variants с тобой < с вами>]
    ⇒ used to express agreement, concession, conciliation:
    - let s.o. have it his way;
    - let s.o. do as he pleases.
         ♦ "Ну, бог с вами, давайте по тридцати [ рублей] и берите их [ мертвые души] себе!" (Гоголь 3). "Well then, all right, thirty rubles a soul and they're yours" (3e).
    3. coll [usu. variants с тобой < с вами>]
    ⇒ how can you say or do that? (used to express reproach, disagreement, astonishment, fright etc):
    - good heavens (Lord, God)!;
    - my God (Lord, goodness)!;
    - for heaven's sake!;
    - God (heaven) forbid!
         ♦ "Пойдём, мама, гулять", - говорит Илюша [Обломов]. "Что ты, бог с тобой! Теперь гулять, - отвечает она, - сыро, ножки простудишь..." (Гончаров 1). "Lets go for a walk, Mummy," said Oblomov. "Good heavens, child," she replied, "go for a walk at this hour! It's damp, you'll get your feet wet..."(1a).
         ♦ "Лучше все это не было бы так роскошно. Я к роскоши не привыкла". - "Бог с тобой, какая роскошь? Обыкновенный уют" (Грекова 3). "It would be nicer if all this weren't so luxurious. I'm not used to luxury." "Good Lord, what luxury? Ordinary comfort" (3a).
         ♦ [Наталья:] Вы хотите, чтобы я тоже утопилась? Нетушки, князь, этого не случится. [Мятлев:] Господь с вами! (Окуджава 2). [N.:] Do you want me to drown myself, too? No, no, prince, that won't - [M.:] Heaven forbid! (2a).
    4. [variants с ним (с ней, с ними) only; often foll. by a word or phrase denoting the person or thing in question]
    ⇒ let us (or I should) not be concerned about s.o. or sth., let us not talk about s.o. or sth. anymore (because he or it is unimportant, is not deserving of our attention):
    - never mind s.o. (sth.);
    - forget (about) s.o. (sth.);
    - who cares (about s.o. < sth.>).
         ♦ Бог с ней, с этой Картучихой, баба она и есть баба, но разве в Петербурге его [Александра Петровича] понимают? (Искандер 3). Never mind her, this Kartuchikha; she was only a woman. But would they understand him [Alexander Petrovich] in Petersburg? (3a).
         ♦ "Ты знаешь, - говорила Маргарита, -...когда ты заснул вчера ночью, я читала про тьму, которая пришла со Средиземного моря... и эти идолы, ах, золотые идолы. Они почему-то мне все время не дают покоя..." - "Всё это хорошо и мило, - отвечал мастер, куря и разбивая дым рукой, - и эти идолы, бог с ними, но что дальше получится, уж решительно непонятно!" (Булгаков 9). "You know," said Margarita, "when you fell asleep last night I read about the darkness which had come from the Mediterranean...and those idols, ah, those golden idols! For some reason they haunt me all the time..." "All this is fine and charming," said the Master, smoking and breaking up the smoke with his hand "As for those idols-forget them.... But I cannot imagine what will happen next!" (9a).
         ♦...Вот он бы так прожил до конца дней своих, в этой-то вот, внезапно возникшей - бог с ней, как она выглядит! - непрерывности своего существа (Битов 2)....He would have liked to live just this way to the end of his days, live in this, the suddenly emergent - who cared how it looked! - uninterruptedness of his existence (2a).

    Большой русско-английский фразеологический словарь > господь с тобой

  • 14 Христос с тобой

    • БОГ С ТОБОЙ( с вами, с ним, с ней, с ними; ГОСПОДЬ <ХРИСТОС obs> С ТОБОЙ < с вами>
    [indep. clause; these forms only; fixed WO]
    =====
    1. rather elev [variants с тобой < с вами> only]
    ⇒ may everything be well with you:
    - God (Christ) be with you.
         ♦ [Аня:] Я спать пойду. Спокойной ночи, мама... Прошай, дядя. [Гаев (целует ей лицо, руки):] Господь с тобой( Чехов 2). [A.:] I'm going to bed. Good night, mama....Good night, Uncle. [G. (kisses her face and hands):] God bless you (2a).
         ♦ "Коли найдешь себе суженую, коли полюбишь другую - бог с тобою, Петр Андреич..." (Пушкин 2). "If you find the one destined for you, if you grow to love another-God be with you, Pyotr Andreitch..." (2b).
         ♦ "...Пора мне, спасибо на угощении, Христос с вами" (Максимов 1). "...I must be off Thanks for the hospitality and Christ be with you" (1a).
    2. coll [more often variants с тобой < с вами>]
    ⇒ used to express agreement, concession, conciliation:
    - let s.o. have it his way;
    - let s.o. do as he pleases.
         ♦ "Ну, бог с вами, давайте по тридцати [ рублей] и берите их [ мертвые души] себе!" (Гоголь 3). "Well then, all right, thirty rubles a soul and they're yours" (3e).
    3. coll [usu. variants с тобой < с вами>]
    ⇒ how can you say or do that? (used to express reproach, disagreement, astonishment, fright etc):
    - good heavens (Lord, God)!;
    - my God (Lord, goodness)!;
    - for heaven's sake!;
    - God (heaven) forbid!
         ♦ "Пойдём, мама, гулять", - говорит Илюша [Обломов]. "Что ты, бог с тобой! Теперь гулять, - отвечает она, - сыро, ножки простудишь..." (Гончаров 1). "Lets go for a walk, Mummy," said Oblomov. "Good heavens, child," she replied, "go for a walk at this hour! It's damp, you'll get your feet wet..."(1a).
         ♦ "Лучше все это не было бы так роскошно. Я к роскоши не привыкла". - "Бог с тобой, какая роскошь? Обыкновенный уют" (Грекова 3). "It would be nicer if all this weren't so luxurious. I'm not used to luxury." "Good Lord, what luxury? Ordinary comfort" (3a).
         ♦ [Наталья:] Вы хотите, чтобы я тоже утопилась? Нетушки, князь, этого не случится. [Мятлев:] Господь с вами! (Окуджава 2). [N.:] Do you want me to drown myself, too? No, no, prince, that won't - [M.:] Heaven forbid! (2a).
    4. [variants с ним (с ней, с ними) only; often foll. by a word or phrase denoting the person or thing in question]
    ⇒ let us (or I should) not be concerned about s.o. or sth., let us not talk about s.o. or sth. anymore (because he or it is unimportant, is not deserving of our attention):
    - never mind s.o. (sth.);
    - forget (about) s.o. (sth.);
    - who cares (about s.o. < sth.>).
         ♦ Бог с ней, с этой Картучихой, баба она и есть баба, но разве в Петербурге его [Александра Петровича] понимают? (Искандер 3). Never mind her, this Kartuchikha; she was only a woman. But would they understand him [Alexander Petrovich] in Petersburg? (3a).
         ♦ "Ты знаешь, - говорила Маргарита, -...когда ты заснул вчера ночью, я читала про тьму, которая пришла со Средиземного моря... и эти идолы, ах, золотые идолы. Они почему-то мне все время не дают покоя..." - "Всё это хорошо и мило, - отвечал мастер, куря и разбивая дым рукой, - и эти идолы, бог с ними, но что дальше получится, уж решительно непонятно!" (Булгаков 9). "You know," said Margarita, "when you fell asleep last night I read about the darkness which had come from the Mediterranean...and those idols, ah, those golden idols! For some reason they haunt me all the time..." "All this is fine and charming," said the Master, smoking and breaking up the smoke with his hand "As for those idols-forget them.... But I cannot imagine what will happen next!" (9a).
         ♦...Вот он бы так прожил до конца дней своих, в этой-то вот, внезапно возникшей - бог с ней, как она выглядит! - непрерывности своего существа (Битов 2)....He would have liked to live just this way to the end of his days, live in this, the suddenly emergent - who cared how it looked! - uninterruptedness of his existence (2a).

    Большой русско-английский фразеологический словарь > Христос с тобой

  • 15 SJÁ

    * * *
    I)
    pron. dem. m. and f. this, that (sjá maðr hafði spjót í hendi).
    (sé; sá, sám; sénn), v.
    1) to see;
    hann kvezt sjá mann rída, he said that he saw a man riding;
    var þá sén reið þeira, their riding was seen, they were seen riding;
    2) to look (konungr sá til hans ok mælti);
    Gunnarr sá í mót tungli, G. looked at the moon;
    sjá út, to look out of the house (Hrútr bað engan mann út sjá á þeiri nótt);
    3) to examine, see (look) after (hann reið ofan í Eyjar at sjá verk húskarla sinna);
    4) to see, understand (aldri varð þat enn, at ek sá eigi gátur þær, er fyrir mik váru upp bornar);
    5) impers., þá (acc.) mátti eigi sjá, they could not be seen;
    sér þá hauga enn, those mounds can be seen yet;
    má þat ok sjá, at nær standa vinir Gunnars, it may be seen, too, that Gunnar’s friends stand near him;
    6) with preps.:
    sjá af e-m, to look away from, be (do) without (ek þóttumst ekki mega af þér sjá sakir ástríkis);
    sjá á e-t, to look on (nú em ek í höll kominn á þik sjálfan at sjá);
    to take in hand, take care of (Þorgils kvað sér eigi skylt at sjá á þat mál);
    sjá á með e-m, to take care of (þess vil ek biðja, at þér sjáit á með Högna syni mínum);
    impers., sér á, it can be seen (lítt sér þat þá á, at þú hafir fundit Svein konung);
    sjá eptir e-u, sjá eptir um e-t, to look after (var lítt sét eptir um skattlöndin þau, er fjarri lágu);
    eiga eptir e-u at sjá, to have to look after a thing (hann mun þar eptir hefndum eiga at sjá);
    sjá fram, to see into the future (fram sé ek lengra);
    sjá e-t fyrir, to foresee (hann þóttist sjá fyrir, at hann mundi fella fénað sinn);
    sjá fyrir e-u, to take care of, provide for (verðr hverr fyrir sér at sjá);
    man ek þá sjá fyrir málinu, then I will look after the matter;
    sjá fyrir e-m, to put one out of the way;
    sjá í e-t, to see into, see through (sér hann ekki í þetta);
    to take into consideration (Hrafnkell sá eigi mjök í kostnað);
    sjá til e-s, to become aware of (ef þér sjáit þá ekki til minna ferða, þá fari þér heim);
    to look for, expect (sjá til trausts, launa, fulltings);
    to look after, see to, take care of (guð sér til kristni sinnar);
    sjá til með e-m, to take care of, see to one;
    sjá um e-t, to see after. take care of (sjá um bú, fémál e-s);
    sjá um með e-m = sjá til með e-m (Höskuldr sá um með honum);
    sjá um fyrir e-u, to look after, see to (eigi mun nú fyrir öllu verða um sét);
    sjá við e-m, to look at one (konungr sá við honum ok mælti);
    to beware of, guard oneself against (mun oss vandgætt til við honum at sjá);
    sé nú við, beware!;
    sjá við um e-t, to guard oneself, be cautious as to (hafa þessir menn meirr sét við um kaupin en ek hugða);
    sjá yfir e-t, to look over, survey, look after (sjá yfir akra sína);
    to see a way to (hann sá eigi yfir, at þeir kœmist til bœja);
    eigi mátti yfir sjá, hvern veg hníga mundi orrostan, one could not see how the fight would end;
    7) refl., sjást.
    * * *
    pres. sé, sér, sér, pl. sém, séð, sé, or later, sjám, sjáð, sjá; pret. sá, sátt, sáttu (sáttu rhymes with rétti, Fms. vi. in a verse), sá, pl. sám, sáð, sá: pres. subj. sé, sér, and later sjá; pret. sæi: imperat. sé, séðú: part. sénn; neut. séð (sét): a medial form sjámk, sámk: with neg. suff. sér-at, sák-a ek, I saw not; sá-at, saw not; sátt-a-ðu, thou sawest not, Eg. (in a verse): the mod. form is,—pres. sé, sér, sér, sjáum, sjáið, sjá; pret. sá, sást, sá, pl. sáum, sáuð, sáu; pres. subj. sjái, sjáir, sjái: pret. sæi; imperat. sjá, sjáðú; part. seðr, keeping the ð throughout: [Ulf. saiwan = ὁραν; A. S. seon; Engl. see; Germ. sehen; Dan. see.]
    A. To see; sé þú, Hým. 12; sé þar harm ljótan, faðir, Edda 58; sé hérna, Stj. 22, MS. 656 B. 10; sé nú, seggir, Gkv. 3. 8; sé þar nú, hve fjándinn var djarfr, Fms. ii. 184; séð nú, góðir hálsar, viii. 116, v. l. sé nú; sé hér nú handlín mitt, viii. 308; sé þú nú vandliga á kostina segir jarl, xi. 31; séðú ( see thou) hve vel þeir seðu ( sewed), Skálda 163; merki minna verka, þau er allir menn síðan um sé ( vident), Hbl. 19; sé þér (= séð ér) eigi at Heklungar flýja, Fms. viii. 119; sáttú Sigrlinn, Hkv. Hjörv. 1; nema þú mey sér ( videas), Skv. 1. 29; þóttú fagrar sér ( videas) brúðir bekkjum á, Sdm. 28; gefit mér rúm, at ek of sé ( videam) son minn, 623. 56; at þú sér ( videas) hit sanna, 655 xvi. B. 4; eigi var ek svá heimskr at ek sæ(i) ( viderem) eigi at ek var fanginn, Finnb. 356; séð ér sagði hann, at lægir seglin þeirra, Ó. H. 182; séð þér eigi (pres. indic.), Fms. iii. 44, l. c. (sjái, v. l.); er þér séð (videatis, = sjáit) yfir þat at ér hittið í váginn, Fms. xi. 124; sá þeir konur úti hjá Rangæinga-búð, Nj. 3; þá er hann hafði séð (seeth Ed.) hana, Fms. i. 185; þangat er opt sénn hauga-eldr, Eg. 767; var þá sénn (seinn Ed.) eldligr stöpull falla af himni, 645. 127; sjá draum, to see a dream, Hom. 155: absol., blindir sjá, haltir ganga, 625. 95; þeir sá eigi heldr augum en hnakka, Hkr. i. 268; FIosi kvað þar gott at sitja ok mega víða sjá, Nj. 224; var konungr sjálfr við ok sá, Eg. 69.
    2. to look; konungr sá til hans, Eg. 46; konungr sá við honum ok mælti, Ld. 32; hann hélt upp exinni ok sá á um hríð, Eg. 180; þat var einn morgin snemma at maðr sá út á Hrúts-stöðum ( looked out of the door) … hann kvaðsk sjá mann ríða, Ld. 148; Kári spratt upp ok sá út, 152, Fbr. 14; Gunuarr sá í móti tunglinu, Nj. 118; sjá í gaupnir sér, Vápn. 21, Ó. H. 13, Al. 115.
    3. with prepp.; sjá á e-t, to look on; á þik sjálfan at sjá, Vþm. 6, Hm. 13; sá á skjöld hvítan, Hðm. 21: impers á sér, it can be seen, Am. 40; það sér á: metaph. to take care of, ek mun á sjá þetta mál fébóta-laust, Glúm. 358; at þér sjáið á með Högna, Nj. 113:—sjá eptir um e-t, to look after, Eg. 536: to miss, ætlu vér at eigi moni aðrir eiga meirr eptir sínum hlut at sjá, Ísl. ii. 384; nær er þat minni ætlan at þeir þvkkisk nokkut eiga eptir sínum hlut at sjá, Ld. 228; þykkisk ér til Hlíðar-enda eiga eptir nokkurum hlut at sjá? Nj. 75:—sjá fram, to see forwards, Vsp. 40, Hdl. 43:—sjá fyrir e-u, to provide for, manage, Nj. 14; sjá hverr fyrir sínu skipi, … sjá fyrir skipunum, Fms. x. 146; en þeir er úhræðnastir vóru, sá ekki fyrir því ( cared not) þótt honum yrði nekkvat til meins, 655 iii. 3; eigi mun nú fyrir öllu verða um sét, Fms. v. 306; ef þú sér vel fyrir, Nj. 102; sjá þú (imperat. = sé) fyrir, 148; þeir báðu hann fyrir sjá, 259; verðr hverr fyrir sér at sjá, Ld. 264; at fyrir þeirri konu sé vel séð, sem þér er gipt, 22; ef ek gæta vel fyrir mér séð, Nj. 22: ironic., sjái hann fyrir þér, 28: to put out of the way, Al. 131, Fms. iii. 112, Háv. 40:—sjá í, Hrafnkell sá eigi mjök í kostnað, Hrafn. 22: to see into, sér hann ekki í þetta, Ld. 264:—sjá til, to look for; sjá til launa, trausts, fulltings, Grág. i. 203, Hom. 130, Fms. i. 190; æ sér gjöf til gjalda, 296, Hm. 146: to see after, take care of (til-sjón):—sjá um, to see to, take care of, Eg. 543, Fms. x. 116, Nj. 5, 40, 63: ef nokkurr verðr til at sjá um með honum meðan hann er ungr, Fms. i. 256; Höskuldr sá um með honum, svá at hann hélt bústað sínum. Ld. 26; ok bað, at biskup sæi um með honum, Landn. 42;—sjá við, to beware of, Dropl. 25, Fms. vi. 18, Njarð. 382, Háv. 42, Magn. 474:—sjá yfir, to look over, survey; sjá yfir akra sína, Fms. iv. 35; sjá yfir ráð e-s, Orkn. 418; sjá yfir féskipti. Fms. x. 115; hann skyldi sjá yfir, at þat greiddisk allt vel, 227; sjá yfir, at hann görisk eigi of stórr. Eg. 50; hann sá eigi yfir ( he saw no way) at þeir kæmisk til bæja, Biarn. 53; ekki mátti yfir sjá hvern veg hníga mundi, Fms. iv. 97; mega þeir þá eigi yfir sinn hlut sjá (= sjá eptir sínum hlut), Grett. 98 B.
    II. metaph. to look out for, detect, and the like; ef hón sæi nokkura útlenda höfðingja vilja ágirnask ríki hans, Fms. i. 76; móðir yðar mun þenna mann hafa fyrir séð (sieth Ed.), 141; má ek eigi á manni sjá, ef þú hefir eigi slíkan hug, Eg. 714; ek sá eigi gátur þær, er …, Fas. i. 532; eigi kann biskup glöggra sjá mann á velli enn ek, Fms. x. 326, ii. 173; skulu þeir sjá þat fé, hvárt þat sé gilt eðr eigi, Grág. i. 392; sjá lögskipti at landi, ii. 254; ef þú sér eigi lögskipti at landi, id.; þá hann riði ofan í Eyjar at sjá verk húskarla sinna, Nj. 107; sjá eiða at mönnum, Fms. x. 161, K. Þ. K. 144, Grág. i. 444; sjá hlut til handa e-m, Fms. ix. 243; má Flosi sjá sinn kost, hvárt hann vill sættask, Nj. 250; sjá ráð fyrir e-u, sá hóm þat at ráði at heitask Þórolfi, Eg. 36; at þú kunnir eigi at sjá sóma þinn, Nj. 77; má þat hverr maðr sjá er nokkura hugsun hefir, 656 A. i. 31; hann sá hverir sauðirnir feigir vóru, Landn. 292; sét (seit Ed.) er nú hversu vera vill, Nj. 202; sét er þat ( it is clear) at hvárr-tveggi ykkarr man vera haldinorðr …, Fms. ii. 18; kann ek eigi þat sjá, at ek mona sækja eptir manninum, xi. 152.
    III. impers. one sees; þá mátti eigi sjá, Nj. 261; úgörla sá veguna, Eg. 544; at ekki sjái sverðin, Fms. i. 16; var þar gör dys ok sér þess merki, Ld. 152; ef nokkut mátti á sjá, Ld. 30; eðr of sér, now one sees, next in turn, Bragi; brátt sér þat á; Ólafi, at …, Ld. 36; má þat ok sjá, at …, Nj. 88; var andlit hans sem í blóð sæi, 232.
    B. Reflex., sjásk, to fear; fátt hygg ek yðr sjásk, Hkv. Hjörv. 12; sá er á sinni æfi sásk aldregi háska, Fms. vi. 413 (in a verse); búendr sásk háska, Hkr. i. 232 (in a verse); menn sásk orm, vi. 362 (in a verse); létt sésk Atli ofu þína, Skv. 3. 33; reiði sásk þeir Húna, Am. 2; Knútr sásk fátt, Ht. R. 69; sásk eigi þeir sverða söng, Fms. v. 228 (in a verse); ætt áttu, er ek sjámk, that I fear, Hkv. 2. 16; þó sjámk frænda reiði, 14; nú sjámk hitt, at …, Eb. (in a verse); meirr sjámk hitt, at …, Ísl. ii. 244 (in a verse); þó sjámk hitt, at …, yet I do fear, Sighvat; þó sjámk meirr um Munin, Gm.; sá sésk fylkir fæst at lífi, he fears not for his life, Hkv. Hjörv. 11; þeirrar sýnar (er) sámk ey, the sight which ever I fear, that never-to-be-forgotten sight, Gkv. 1. 26; sjámk vér hans of hugi, Hkm. 15 (Ed. sjá).
    2. with prepp.; þeir þögðu yfir ok létu ekki á sjásk, they let nothing be seen, hide it, Hom. 115, Ísl. ii. 247:—sjásk fyrir, to look before one, to hesitate; sá er ekki sésk fyrir, who never blushes, Edda 16; er svá röskliga vann at ok sásk ekki fyrir, Nj. 270; er Agli of mjók ættgengt at sjásk lítt fyrir, Eg. 226:—sjásk um, to look about; sásk konungr um, Eg. 43; vera upp á gjár-bakkanum, ok sjásk þaðan um, Nj. 224; sésk um (imperat.) hvat aðrir góðir kaupmenn hafask at, Sks. 21 B; þá litu allir út nema konungr, hann stóð ok sásk eigi um, Ó. H. 119; hann var á bæn ok sásk ekki, Fms. iv. 276, l. c.: impers., at þeim hefði kynliga um sésk, that they had made a queer oversight in this, made a strange blunder, Lv. 23; hón var trúmaðr mikill, þótt henni sæisk lítt um þetta, she was a true believer, although she made an oversight, sinned in this respect, Bs. i. 451:—e-m sésk yfir, to overlook, by a slip or blunder; mun þeim þetta yfir sjásk, Nj. 231, 234, Grett. 126 A (yfir-sjón).
    II. recipr. to see one another; vit munum aldri sjásk síðan, Nj. 202; hann kvað þau Kormak aldri sjásk skulu, Korm. 40; þeir sásk við Barðhólma, Fms. ix. 54: with prepp., ef þit sjáisk tveir á, if ye fight it out among yourselves, Eg. 715; skulu þér láta þá sjálfa á sjásk, Nj. 147:—sjásk til, to look to one another; sásk til síðan áðr í sundr hyrfi, Am. 34.
    III. pass. to be seen; þeir sásk aldri síðan, were never seen since, Nj. 279; var hann horfinn ok sásk eigi síðan, Fas. i. 328.
    IV. part. sjándi (mod. sjáandi); at öllum á-sjándi, in the sight of all, Fms. x. 329; sjánda guð, Hom. 49; Áskell skyldi vera þeim jafnan á-sjándi ( help them), Rd. 255; sjáendr eða segendr, Grág. ii. 88; hverir hlutir honum eru veitandi ok hverir viðr sjándi, which are to be granted, and which to be withheld, Sks. 440. sjánds-váttr, m. an eye-witness, N. G. L. i. 357.

    Íslensk-ensk orðabók > SJÁ

  • 16 кому не лень

    кому < только> не лень
    разг., часто неодобр.
    everybody (anyone) who feels like it; whoever isn't too lazy; anybody who cares

    Всё сердце у старого ворона изболело. Истребляют вороний род: кому не лень, всякий его бьёт. И хоть бы ради прибытка, а то просто ради потехи. (М. Салтыков-Щедрин, Ворон-челобитчик) — The old crow's heart was well-nigh eaten with pain. The crow tribe was on the way to extinction. Anyone who felt like it took a shot at them. And it wouldn't have been so bad if it were done for profit, but no - it was just for fun.

    Она переписывалась с двумя подругами, оставшимися в Энске, и повсюду теряла свои письма, так что их читали все, кому не лень, даже гости. (В. Каверин, Два капитана) — She corresponded with two friends whom she had left behind at Ensk and her letters lay about all over the place, so that anybody who cared, even visitors, could read them.

    Русско-английский фразеологический словарь > кому не лень

  • 17 doen

    doen1
    〈 het〉
    ♦voorbeelden:
    ¶   iemands doen en laten • someone's doings
         dat is geen manier van doen • that's no way to behave
         in goeden doen zijn • be well off
         uit zijn gewone doen zijn • not be one's normal self
         ergens mee van doen hebben • have (something) to do with
         voor hun doen, … • for them, …; …, considering
         dat is geen doen • that can't be done
    ————————
    doen2
    1 [een handeling verrichten] do ⇒ make, take
    2 [ergens plaatsen] put
    3 [laten ondergaan] make, do
    4 [kosten, opbrengen] do ⇒ go for
    5 [schoonmaken] do ⇒ clean
    6 [bereizen, bezichtigen] do ⇒ visit
    7 [+ het] [gewenste (uit)werking hebben] work
    8 [+ onbepaalde wijs] [laten] make
    ♦voorbeelden:
    1   een oproep doen • make an appeal
         een uitspraak doen • pronounce (on)
         uitspraak doen • pass judgement
         doe mij maar een witte wijn • for me a white wine, I'll have a white wine
         ik geef 't je te doen • it's quite a job
         wat kom jij doen? • what do you want?
         iemand iets doen toekomen • send someone something
         ze doet het erom • she does it on purpose
         zij deed niets dan praten • she did nothing but talk
         wat doet hij (voor de kost)? • what does he do (for a living)?
         moet je wat doen? • do you have to go (somewhere)?
         er is niets tegen te doen • nothing can be done (about it), there's nothing to be done
         hij heeft het meer gedaan • he has done it before
         zoiets doe je niet • you (just) don't do that (sort of thing)
         veel/weinig te doen hebben • have a lot/little to do
         wat is hier te doen? • what's going on here?
         ik weet niet waar ze het van doen • I don't know how they do it
         vergeet niet om … Doe ik • don't forget to … Will do
    2   iets in zijn zak doen • put something in one's pocket
    3   iemand iets cadeau doen • make someone a present of something
         dat doet me plezier • I'm glad about that
         iemand verdriet/pijn doen • hurt someone, cause someone grief/pain
         het deed me niets • I couldn't have cared less
         die muziek doet me niets • I don't care for that music
         zo'n ervaring doet je wat • such an experience moves/gets you
    4   wat moet dat boek doen? • how much do you want for that book?
    5   de kamer doen • do the room
    6   die toeristen deden Europa in 7 dagen • those tourists did Europe in 7 days
    7   de remmen doen het niet • the brakes don't work
         de tv doet het niet meer • the TV is out of order
         dat doet het hem • that makes all the difference
    8   zich doen gelden • make oneself felt
         iemand iets doen geloven • lead someone to believe something
         hij deed van zich spreken • he had people talking about him
         we weten wat ons te doen staat • we know what (we are) to do
    ¶   anders krijg je met mij te doen • or else you'll come up against me
         dat moet je altijd doen • that's something you should always do
         daar kan hij het mee doen • he can put that in his pipe and smoke it
         er het zwijgen toe doen • not say a word
         dat doet er niets toe • that's beside the point
         er niets aan kunnen doen • not be able to help it
         kan ik er iets aan doen! • I can't help it!
         er is niets aan te doen • there's nothing to do about it, it can't be helped
         met iemand te doen hebben • feel sorry for someone
         het is hem te doen om • he is out to (do something)
         niets aan te doen • can't be helped
         te niet doen • undo, nullify
         zich aan iets te goed doen • do (oneself) well on something
    1 [zich gedragen, handelen] do ⇒ act, behave
    2 [bezig zijn met] do, be
    3 [handel drijven] do ⇒ deal
    ♦voorbeelden:
    1   je zou er beter aan doen je mond te houden • you would do better to say nothing
         gewichtig doen • act important
         doe maar net of ik er niet ben • just pretend I am not here
         niet doen! • don't (do that)!
         doen alsof • pretend
         je doet maar • 〈 vaak ironisch〉 go ahead, suit yourself
         〈 spreekwoord〉 doe wel en zie niet om! • do well and fear not
    2   ik doe er twee uur over • it takes me two hours
         aan sport doen • do/take part in sport(s)
         aan de lijn doen • be dieting
         hij doet lang over dat boek • he is taking a long time over that book
    3   hij doet in textiel • he deals in textiles

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > doen

  • 18 kehren

    bes. südd.
    I v/t sweep; mit Handfeger: brush
    II v/i sweep; er soll mal vor der eigenen Tür kehren fig. he should put his own house in order
    —
    I v/t (hat gekehrt) turn; jemandem den Rücken kehren auch fig. turn one’s back on s.o.; in sich gekehrt fig. withdrawn, introspective; (gedankenverloren) lost ( oder wrapped) in thought
    II v/refl (hat) sich kehren gegen turn against; sich nicht kehren an (+ Akk) pay no attention to; (sich nicht kümmern um) not care about; sich zum Besten kehren turn out all right in the end
    III v/i
    1. (hat) (umdrehen) turn (a)round; kehrt! MIL. about turn!, Am. about face!
    2. (hat/ist) TURNEN: perform a back vault
    * * *
    to sweep
    * * *
    keh|ren I ['keːrən]
    1. vt
    1) (= drehen) to turn

    die Augen or den Blick zum Himmel kéhren (liter) — to turn one's eyes heavenwards, to gaze heavenwards

    die Augen or den Blick zu Boden kéhren (liter) — to cast one's eyes to the ground (liter)

    See:
    2) (= kümmern) to bother

    was kehrt mich das? — what do I care about that?

    2. vr
    1) (= sich drehen) to turn

    eines Tages wird sich sein Hochmut gegen ihn kéhren — one day his arrogance will rebound against him

    2)

    er kehrt sich nicht daran, was die Leute sagen — he doesn't mind or care what people say

    3. vi
    to turn (round); (Wind) to turn II
    vti
    esp S Ger = fegen) to sweep

    ich muss noch kéhren — I've still got to do the sweeping

    See:
    → Besen
    * * *
    1) (to clean (a room etc) using a brush or broom: The room has been swept clean.) sweep
    2) (an act of sweeping, or process of being swept, with a brush etc: She gave the room a sweep.) sweep
    * * *
    keh·ren1
    [ˈke:rən]
    I. vt
    1. (wenden)
    ▪ etw irgendwohin \kehren to turn sth somewhere
    in sich akk gekehrt pensive, lost in thought
    er ist ein stiller, in sich gekehrter Mensch he is a quiet, introverted person; s.a. Rücken
    2. (veraltend: kümmern)
    ▪ jdn \kehren to matter to sb
    II. vr
    ▪ sich akk gegen jdn \kehren (geh) to turn against sb
    ▪ sich akk zu etw dat \kehren to turn out [in] a certain way
    du wirst sehen, es wird sich alles zum Guten \kehren you'll see, everything will turn out for the best
    ▪ sich akk an etw dat \kehren to take notice of [or care about] sth
    am Geschwätz der Leute habe ich mich noch nie groß gekehrt I've never really taken much notice of [or cared much about] people's gossiping
    keh·ren2
    [ˈke:rən]
    vt, vi bes SÜDD (fegen)
    ▪ [etw] \kehren to sweep [sth]
    * * *
    I 1.
    transitives Verb turn
    2.
    1) turn

    sich gegen jemanden/etwas kehren — turn against somebody/something

    2)

    sich an etwas (Dat.) nicht kehren — pay no attention to or not care about something

    3.

    in sich (Akk.) gekehrt — lost in thought; in a brown study

    II 1.
    (bes. südd.) intransitives Verb sweep; do the sweeping
    2.
    transitives Verb sweep; (mit einem Handfeger) brush
    * * *
    kehren1 besonders südd
    A. v/t sweep; mit Handfeger: brush
    B. v/i sweep;
    er soll mal vor der eigenen Tür kehren fig he should put his own house in order
    kehren2
    A. v/t (hat gekehrt) turn;
    jemandem den Rücken kehren auch fig turn one’s back on sb;
    in sich gekehrt fig withdrawn, introspective; (gedankenverloren) lost ( oder wrapped) in thought
    B. v/r (hat)
    sich kehren gegen turn against;
    sich nicht kehren an (+akk) pay no attention to; (sich nicht kümmern um) not care about;
    sich zum Besten kehren turn out all right in the end
    C. v/i
    1. (hat) (umdrehen) turn (a)round;
    kehrt! MIL about turn!, US about face!
    2. (hat/ist) Turnen: perform a back vault
    * * *
    I 1.
    transitives Verb turn
    2.
    1) turn

    sich gegen jemanden/etwas kehren — turn against somebody/something

    2)

    sich an etwas (Dat.) nicht kehren — pay no attention to or not care about something

    3.

    in sich (Akk.) gekehrt — lost in thought; in a brown study

    II 1.
    (bes. südd.) intransitives Verb sweep; do the sweeping
    2.
    * * *
    v.
    to sweep v.
    (§ p.,p.p.: swept)

    Deutsch-Englisch Wörterbuch > kehren

  • 19 lief

    lief1
    〈 het〉
    1 [iets aangenaams] joy
    2 [formeel] [geliefde] beloved ⇒ love
    ♦voorbeelden:
    1   lief en leed met iemand delen • share life's joys and sorrows with someone
    ————————
    lief2
    1 [geliefd] dear ⇒ beloved
    2 [vriendelijk; aangenaam] nice ⇒ sweet
    3 [mooi] dear ⇒ sweet
    4 [aanspreekvorm] dear
    5 [gewenst] fond
    6 [dierbaar] dear ⇒ treasured
    ♦voorbeelden:
    1   (maar) mijn lieve kind • (but) my dear
         iemand lief krijgen • come to love someone; 〈 verliefd worden ook〉 fall in love with someone
    2   een lief karakter • a sweet nature, a kind heart
         zij zijn erg lief voor elkaar • they are very devoted to each other
         wees nu eens lief, toe nou • there's a good boy/girl/fellow
         dat was lief van haar om jou mee te nemen • it was nice of her to take you along
    3   er lief uitzien • look sweet/lovely
    4   lieve mensen, willen jullie alsjeblieft niet door mijn tuin lopen • would you please be so kind as to not walk through my garden
    5   zijn liefste wens • his fondest wish
         langer blijven dan (iemand) lief is • overstay one's welcome
         meer dan mij lief was • more than I cared for
         het gebeurde vaker dan mij lief was • it happened more often than I care to remember
    6   dat kost een lieve cent • that costs a pretty penny
         ze heeft er een lief ding voor over om te slagen • she would give her right arm to pass
         de vrijheid is ons boven alles lief • we value freedom above all
         iets voor lief nemen • put up with something; make do with something 〈 bij gebrek aan beter〉
         tegenslagen voor lief nemen • take the rough with the smooth
    II 〈 bijwoord〉
    1 [op vriendelijke wijze] sweetly ⇒ nicely
    2 [gaarne] 〈zie voorbeelden 2〉
    ♦voorbeelden:
    1   iemand lief aankijken • give someone an affectionate look
         ze deden lief tegen elkaar • they were (being) very nice to each other
         als je het heel lief vraagt dan … • if you ask nicely, then …
    2   ik deed het net zo lief niet • I'd (just) as soon not do it

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > lief

См. также в других словарях:

  • All Starz — Infobox Beyblade team name = All Starz caption = From left: Eddy, Steven, Emily, and Michael as they appear in season one. jp = PPB, PPB All Stars country = United States appear = It s All Relative, Episode 20 names = PPB All Starz, All Starz… …   Wikipedia

  • All Ball — was a pet cat of Koko, the famous gorilla living in Woodside, California, who communicates through sign language. In the summer of 1984, Koko asked her trainer, Dr. Francine Penny Patterson, for a cat. Koko selected a gray male Manx from a litter …   Wikipedia

  • all — 1 determiner /O:l/ determiner, predeterminer 1 the complete amount or quantity of; the whole of: I ve got all day tomorrow to do it. | He had worked all his life in the mine. | Have you done all your homework? | She didn t say a single word all… …   Longman dictionary of contemporary English

  • All God's Chillun got wings —    Eugene O Neill s two act drama exploring miscegenation caused a major furor when it opened at the Provincetown Playhouse under James Light s direction on 15 May 1924 for 43 performances. O Neill received death threats from the Ku Klux Klan and …   The Historical Dictionary of the American Theater

  • List of All Grown Up! episodes — The following is a list of episodes from the Nickelodeon TV show, All Grown Up!. In the United States, the first episode aired on April 12, 2003 and the final episode aired on August 17, 2008. Contents 1 Series overview 2 Episodes 2.1 Pilot: 2001 …   Wikipedia

  • List of All Saints characters — Main cast This is a list of all main/permanent characters who starred in the Australian medical drama All Saints It was revealed in late 2007 that he had abandoned his girlfriend when she gave birth to his son. He donated his kidney to his long… …   Wikipedia

  • List of All That Sketches — This is a list of sketches on the Nickelodeon variety show All That.ketches (Seasons 1 10)Noteable Sketches from Seasons 1 6* Good Burger is a sketch that took place at a fast food restaurant. The cashier, Ed played by Kel Mitchell in Seasons 1 5 …   Wikipedia

  • Mr. Know It All — Single by Kelly Clarkson from the album Stronger Released September 5, 2011 …   Wikipedia

  • Jesse Hubbard (All My Children) — Jesse Hubbard All My Children Portrayed by Darnell Williams Duration 1981–1988, 1994, 2001, 2002, 2008–2011 First appearance 1981 Created by Agnes Nixon and Wisner Washam …   Wikipedia

  • Superman For All Seasons — Supercbbox| title = Superman For All Seasons caption = Cover to Superman for All Seasons #1 Art by Tim Sale schedule = Monthly format = publisher = DC Comics date = September 1998 December 1998 issues = 4 main char team = Superman, Lex Luthor,… …   Wikipedia

  • Friend to all Nations — Memorial to the crew, Margate See also: Margate Surfboat The Friend to all Nations was the second surfboat stationed at Margate for maritime rescue. She entered service on 6 July 1878 and was retired after being damaged in a storm on 30 November… …   Wikipedia

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка:
… Нажмите правой клавишей мыши и выберите «Копировать ссылку»